Gedetineerden - Vervroegde invrijheidstelling - Cijfermateriaal
officiële statistiek
voorwaardelijke invrijheidstelling
voltrekking van de straf
17/1/2013 | Verzending vraag |
23/5/2013 | Rappel |
26/7/2013 | Antwoord |
De voorbije jaren doken in de media telkens verhalen op over een verschillende behandeling van gedetineerden met betrekking tot hun vervroegde invrijheidstelling. De afhandeling van hun dossier zou hierbij sterk verschillen volgens de strafinrichting waarin zij verblijven.
Sinds februari 2007 zouden strafuitvoeringsrechtbanken een eenvormige aanpak moeten garanderen.
Ik had graag enkele gegevens verkregen. Kan de geachte minister mij per strafinrichting, en dit voor gedetineerden die in de jaren 2007 tot 2011 hun straf uitzaten, volgende gegevens verstrekken:
1) Hoeveel gedetineerden hebben hun straf tot het einde moeten uitzitten ?
2) Hoeveel gedetineerden werden vervroegd vrijgelaten ? Hoeveel na een derde van hun straf, hoeveel na de helft van hun straf en hoeveel na twee derden van hun straf ?
3) Wat is de gemiddelde duur (in percentage uitgedrukt) van de straf die de gevangenispopulatie effectief uitzit (ook per strafinrichting uiteraard) ?
4) In hoeveel gevallen waarbij een gedetineerde voor vervroegde vrijlating in aanmerking kon komen, heeft de directie het dossier één keer uitgesteld? In hoeveel gevallen tweemaal en in hoeveel gevallen driemaal?
Over het algemeen moet de aandacht worden gevestigd op het gegeven dat het aantal vrijgelaten veroordeelden sterk varieert naargelang van de inrichting. Die variaties vinden hun oorsprong in de verschillen met betrekking tot het aantal gedetineerden die in een inrichting verblijven en de bestemming van de inrichting (strafhuis/arresthuis).
1. De gevraagde cijfers zijn terug te vinden in de verschillende jaarverslagen van het DG EPI. Die jaarverslagen kunnen worden geraadpleegd op de website : http://episite.epsi.just.fgov.be/nl/activite
De op de einddatum van hun straf(fen) vrijgelaten gedetineerden kunnen :
hetzij hun straf(fen) volledig in de gevangenis hebben uitgezeten. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen per reden van afschrijving (exclusief elektronisch toezicht) – strafeinde" ;
hetzij het eerste deel van hun straf(fen) in de gevangenis en het einde van hun straf(fen) onder elektronisch toezicht hebben uitgezeten. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen van de veroordeelden onder elektronisch toezicht – strafeinde".
2. De cijfers waarover wij beschikken zijn terug te vinden in de verschillende jaarverslagen van het DG EPI. Die jaarverslagen kunnen worden geraadpleegd op de website: http://episite.epsi.just.fgov.be/nl/activite. Wij kunnen niet nader bepalen of de gedetineerden 1/3 of 2/3 van hun straf(fen) hebben ondergaan aangezien dit gegeven niet wordt weergegeven door onze programma's. Dat gegeven zou geen enkel belang hebben aangezien de invrijheidstelling afhankelijk is van de toelaatbaarheidsdatum voor een vervroegde invrijheidsstelling, die wordt berekend op grond van het primaire karakter of de wettelijke herhaling, wat een tamelijk ingewikkeld technisch gegeven is.
Er bestaan verschillende vormen van vervroegde invrijheidstelling :
de "voorlopige invrijheidstelling (algemeen)" komt het vaakst voor. Het is de voornaamste vorm van vervroegde invrijheidstelling die wordt toegepast op veroordeelden van wie het totaal in uitvoering zijnde gevangenisstraffen drie jaar niet overschrijdt. Die invrijheidstelling is mogelijk :
bij het verlaten van de gevangenis. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen per reden van afschrijving (exclusief elektronisch toezicht) – voorlopige invrijheidstelling (algemeen)" ;
na een plaatsing onder elektronisch toezicht. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen van de veroordeelden onder elektronisch toezicht –voorlopige invrijheidstelling (algemeen)" ;
de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelden van wie de gevangenisstraffen in totaal drie jaar te boven gaan, neemt de vorm aan van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de Belgen en vreemdelingen die over een verblijfsrecht in België beschikken. Die invrijheidstelling is mogelijk :
bij het verlaten van de gevangenis. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen per reden van afschrijving (exclusief elektronisch toezicht) – voorwaardelijke invrijheidsstelling" ;
na een plaatsing onder elektronisch toezicht. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen van de veroordeelden onder elektronisch toezicht – voorwaardelijke invrijheidsstelling".
de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelden van wie de gevangenisstraffen in totaal drie jaar te boven gaan, neemt de vorm aan van een "voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering" (opgenomen in de tabel bij de bijzondere voorlopige invrijheidstellingen) voor de buitenlandse veroordeelden die niet beschikken over een verblijfsrecht in België, die niet in het bezit zijn van een verblijfsvergunning of van een nog niet vervallen verblijfsvergunning of een vergunning om zich te vestigen; en de buitenlandse veroordeelden voor wie een verzoek om uitlevering of een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, zelfs indien zij over een verblijfsvergunning in België beschikken. Die invrijheidstelling is mogelijk :
bij het verlaten van de gevangenis. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen per reden van afschrijving (exclusief elektronisch toezicht) – voorlopige invrijheidstelling (bijzonder)" ;
na een plaatsing onder elektronisch toezicht. Die cijfers zijn opgenomen in de tabellen "invrijheidstellingen van de veroordeelden onder elektronisch toezicht – voorlopige invrijheidstelling (bijzonder)".
3. In bijlage vindt u het antwoord aan deze vraag.
4. Wij vestigen de aandacht op het gegeven dat de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling werd opgeheven. Het systeem dat erin voorzag dat het personeelscollege een advies uitbracht over de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en in voorkomend geval kon beslissen over het uitstel van het onderzoek inzake de toekenning van die invrijheidstelling (waarbij de veroordeelde na het derde uitstel zelf een beroep kon doen op de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling) is dan ook niet langer van toepassing.