Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7782

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 17 januari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Kaupthing Bank - IJsland - Luxemburg - Faillissement - Verdachte transacties - Onderzoek - Belangen van de belastingbetaler - Burgerlijk partij

kredietinstelling
bank
faillissement
IJsland
Luxemburg
Financial Services and Markets Authority

Chronologie

17/1/2013Verzending vraag
22/2/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7782 d.d. 17 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dankzij de gezamenlijke inspanning van de Belgische en de Luxemburgse regeringen bleven 30 000 Kaupthing-spaarders gevrijwaard van het verlies van hun spaargelden. De Belgische regering diende een lening van 160 miljoen euro toe te staan om de overname van Kaupthing Luxemburg mogelijk te maken.

De IJslandse Kaupthing Bank zou kort vóór ze over kop ging nog miljardenkredieten hebben verstrekt aan de belangrijkste aandeelhouders van de bank en hun zakenpartners. Volgens sommige bronnen zou het gaan om 5 miljard euro. Zo verkreeg Exista, de belangrijkste aandeelhouder van Kaupthing, een lening ten belope van 450 miljoen euro. De IJslandse Kaupthing Bank was het moederhuis van de Luxemburgse Kaupthing Bank en bijgevolg belangt dit ook ons land aan.

Het spreekt voor zich dat deze transacties net vóór het faillissement van de bank als bijzonder verdacht moeten worden beschouwd. Krachtens onze faillissementswetgeving zouden deze stortingen moeten worden terugbetaald omdat ze onder de "verdachte periode" vallen.

Aangezien de Belgische belastingbetaler uiteindelijk diep in de buidel heeft moeten tasten om de dochter van Kaupthing succesvol te laten doorstarten, meen ik dat de transacties van Kaupthing Luxemburg en de IJslandse Kaupthing bank, alsook haar aandeelhouders en zakenpartners, moeten worden onderzocht om de belangen van de belastingbetaler te vrijwaren en na te gaan of er sprake is van malversaties. Zowel de IJslandse gerechtelijke autoriteiten als de Britse autoriteiten zouden dit momenteel onderzoeken.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd :

1) Hoe reageert de minister op de berichten dat vele miljarden euro's net vóór het faillissement van Kaupthing getransfereerd zouden zijn naar bevriende zakenrelaties en aandeelhouders van de IJslandse bank en heeft dit mogelijk implicaties voor Kaupthing Luxemburg?

2) Kan hij aangeven of er ook in Kaupthing Luxemburg verdachte transacties hebben plaatsgevonden net vóór het bevriezen van de rekeningen van de spaarders? Zo ja, om welke bedragen gaat het en wie waren de begunstigden van deze transacties?

3) Kan hij aangeven of de CBFA of de Luxemburgse evenknie al een specifiek onderzoek heeft opgestart naar eventuele malversaties vanuit Kaupthing Luxemburg naar de IJslandse Kaupthing bank of andere onderdelen of referentieaandeelhouders van Kaupthing Luxemburg of Kaupthing zelf? Zo ja, wanneer verwacht hij de concrete resultaten van dit onderzoek? Zo neen, waarom niet en is het, gelet op de aantijgingen tegen Kaupthing, niet raadzaam ook de stand van zaken na te gaan in de periode vóór het bevriezen van de rekeningen van de spaarders van Kaupthing Luxemburg? Kan dit uitvoerig worden toegelicht?

4) Is hij bereid dit voor te leggen aan de IJslandse en de Luxemburgse regering aangezien ons land 160 miljoen euro heeft moeten uitrekken om Kaupthing Luxemburg te redden?

5) Meent hij niet dat ons land, al dan niet in samenwerking met Luxemburg, zich burgerlijke partij dient te stellen en dat de regering een gerechtelijk onderzoek dient te vorderen naar de financiële transacties die voorafgingen aan de faling van Kaupthing Luxemburg gelet op de aantijgingen tegen de hoofdaandeelhouder in IJsland? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan dit uitvoerig worden toegelicht?

Antwoord ontvangen op 22 februari 2013 :

Vooreerst wil ik de context waarin de operatie rond Kaupthing zich heeft afgespeeld nog even in herinnering brengen. Aangezien Kaupthing een bijkantoor is van een Luxemburgse kredietinstelling, werd deze gecontroleerd door de Luxemburgse toezichthoudende autoriteit, de “Commission de Surveillance du Secteur financier”, en had de Belgische toezichthoudende autoriteit, destijds de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, dus niet de macht om deze instelling te controleren. In deze context waren de deposito’s van de klanten van het Belgische bijkantoor niet gedekt door de Belgische depositogarantieregeling maar vielen zij onder de verantwoordelijkheid van de Luxemburgse autoriteiten.

Het optreden van de Belgische Staat werd nodig geacht om het vertrouwen in het banksysteem te herstellen en om besmettingseffecten op andere Belgische kredietinstellingen te vermijden. De regering had er zich in die context toe verbonden de deposito’s van alle Belgische spaarders tot 100 000 euro veilig te stellen. De Luxemburgse depositogarantieregeling dekte echter enkel de deposito’s tot 20 000 euro. De Belgische regering heeft derhalve beslist om op te treden zodat het verschil tussen de twee depositogarantieregelingen kon worden gecompenseerd. Dit toont aan hoe belangrijk de harmonisering van de depositogarantieregelingen in Europa is. De invoering van het één gemaakte toezichtmechanisme en de vraag van de Europese Raad tijdens de laatste top in december jongstleden aan de Europese Commissie om tegen midden 2013 het ontwerp van richtlijn over de afwikkeling van kredietinstellingen en over de depositiegarantieregeling af te werken, vormen in die zin een belangrijke stap.

Het optreden van België beperkte zich tot het verstrekken van een terugbetaalbare lening van 160 miljoen euro aan Luxemburg. Het zijn de Luxemburgse toezichthoudende autoriteit en het Luxemburgse Ministerie van Financiën die hebben ingestaan voor het beheer van dit dossier onder al zijn aspecten, zoals het toezicht op Kaupthing Luxemburg, de onderhandelingen over de verkoop van activa enz.

De Regering heeft geen kennis noch van verdachte transacties, noch van eventuele onderzoeken waarnaar het geachte lid verwijst. Van de 160 miljoen euro die destijds is geleend, zijn ondertussen reeds voor meer dan 133 miljoen € aan ons land terugbetaald. De verdere terugbetaling wordt door mijn diensten van nabij opgevolgd.

In die omstandigheden lijkt het niet nodig de door het geachte lid gesuggereerde maatregelen te nemen.