Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7778

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld) d.d. 17 januari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

BTW - Verkoop autovoertuigen - Uitsluiting uit tolerantie

automobiel
BTW
verkoop
belastingaftrek

Chronologie

17/1/2013Verzending vraag
22/2/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7778 d.d. 17 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar het antwoord van 2 mei 2012 op schriftelijke vraag nr. 5-5973 van 23 maart 2012 van uitgetreden senator Tommelein. Net als in beslissing nr. E.T. 119.650 dd. 20 oktober 2011, wordt in het antwoord benadrukt dat de administratieve tolerantie is ingegeven door de zorg voor fiscale neutraliteit en voor evenredigheid. Kortom, men beoogt met de tolerantie dubbele BTW-taxatie te vermijden.

Het verbaast mij evenwel dat volgens voormeld antwoord de doorverkoop van autovoertuigen, verworven onder toepassing van de winstmargeregeling of bij een niet-btw-plichtige (onder andere een particulier), van de tolerantie uitgesloten wordt.

Kan de geachte minister mij in dit verband nog enige bijkomende verduidelijking verstrekken:

a) Wat motiveert die uitsluiting en strookt dat met de vooropgestelde principes van fiscale neutraliteit en evenredigheid? Kan de geachte minister dat uitvoerig toelichten? Heeft de uitsluiting enkel een budgettaire reden?

b) Deelt hij mijn mening dat ook de wederverkoop van autovoertuigen aangekocht onder de winstmargeregeling of bij een particulier dubbel belast wordt? Beloopt de dubbele taxatie in dat geval niet de volle 100 % en geen 50 %, vermits de BTW op de initiële verwerving van het autovoertuig nooit werd gerecupereerd én de BTW op de bedoelde wederverkoop opnieuw integraal is verschuldigd?

c) Overweegt de geachte minister de tolerantie alsnog ab initio toepasselijk te verklaren op de wederverkoop van de bedoelde autovoertuigen? Eventueel door een passende vermelding in het nog te publiceren addendum dat werd aangekondigd in de beslissing nr. 119.650/2 van 23 december 2011?

Antwoord ontvangen op 22 februari 2013 :

De administratieve toelating, waarvan sprake in punt 5.3 van de beslissing nr. E.T. 119.650 van 20 oktober 2011, heeft slechts tot doel de leveringen van voertuigen, waarvan de aftrek van BTW geheven bij aankoop werd beperkt ingevolge de toepassing van artikel 45, § 2, van het BTW-Wetboek, niet aan de belasting te onderwerpen tot beloop van 50 %. Dit is naar analogie van artikel 136, b, van de richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde dat stipuleert dat lidstaten vrijstelling verlenen voor leveringen van goederen waarvan bij de aanschaffing of de bestemming overeenkomstig artikel 176 van voornoemde richtlijn het recht op aftrek van BTW is uitgesloten.

De situatie die het geachte lid aankaart, betreft evenwel de aanwezigheid van residuele BTW in de aankoopprijs van een tweedehands vervoermiddel. Een dergelijke situatie doet zich op het vlak van BTW overigens frequent voor in een levering- of dienstenketen waarin een of meer actoren de hoedanigheid hebben van niet-belastingplichtige of vrijgestelde belastingplichtige.

Ten aanzien van sommige goederen, waaronder tweedehandse vervoermiddelen, werd op communautair vlak een bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge uitgewerkt die onder meer tot doel heeft zoveel mogelijk dubbele belastingheffing en concurrentie-verstoring ingevolge een residuele BTW in de aankoopprijs van goederen te vermijden, middels een heffing van BTW over de winstmarge in plaats van over de volledige verkoopprijs bij wederverkoop van die goederen.

Die bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge, naar Belgisch recht omgezet in artikel 58, § 4, van het BTW-Wetboek en koninklijk besluit nr. 53 van 23 december 1994, voorziet bijgevolg reeds in het vaststellen van een bijzondere maatstaf van heffing wanneer een belastingplichtige wederverkoper een voertuig, dat hij heeft gekocht bij een niet-belastingplichtige persoon, bij een belastingplichtige (voor zover de levering is vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 13°, of artikel 56, § 2, van het Wetboek en betrekking heeft op een bedrijfsmiddel) of bij een andere belastingplichtige wederverkoper (voor zover de levering overeenkomstig deze bijzondere regeling onderworpen is geweest aan BTW), met toepassing van deze bijzondere regeling weder verkoopt.

De belastingplichtige die niet de hoedanigheid heeft van wederverkoper kan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge uiteraard niet toepassen. Dit betekent dat in het geval waarin een belastingplichtige (niet-wederverkoper) een tweedehands voertuig, dat zonder toepassing van BTW werd aangekocht bij één van de in het vorig lid beoogde categorieën van personen om het als bedrijfsmiddel te gebruiken in het kader van de uitoefening van zijn economische activiteit, weder verkoopt aan een derde, de BTW overeenkomstig artikel 26 van het Wetboek verschuldigd is over de volledige verkoopprijs.

Aangezien in hoofde van de belastingplichtige die een tweedehands voertuig weder verkoopt in geen van beide door het geachte lid beoogde gevallen een beperking van het recht op aftrek van BTW geheven bij aankoop van het voertuig heeft plaatsgevonden op grond van artikel 45, § 2, van het Wetboek (hetzij omdat bij aankoop de BTW begrepen in de winstmarge niet aftrekbaar is ingevolge artikel 58, § 4, 5°, van het Wetboek, dat de omzetting is van artikel 323 van de richtlijn 2006/112/EG, hetzij omdat geen BTW verschuldigd was bij aankoop), vindt de administratieve toegeving van de beslissing nr. E.T. 119.650 geen toepassing. Geen enkele bepaling van het BTW-Wetboek of van de richtlijn 2006/112/EG laat de administratie toe hierop een uitzondering te maken.

Ik merk tenslotte op dat het addendum bij voormelde beslissing met referte E.T. 119.650/3 van 11 december 2012 consulteerbaar is via de website www.fisconetplus.be.