Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7688

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 11 januari 2013

aan de eerste minister

Leden van het koningshuis - Dotaties - Berekening - Toezicht - Aanwending

Koning en Koninklijke familie

Chronologie

11/1/2013Verzending vraag
4/2/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7688 d.d. 11 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De oprichting van het Fonds Pereos, een stichting van koningin Fabiola, geeft aanleiding tot vragen met betrekking tot het toezicht op en de aanwending van dotaties aan leden van het koningshuis.

Deze dotaties worden verstrekt om de leden van het koningshuis in staat te stellen om hun functie te vervullen. Zij dienen te worden geïnterpreteerd als een gezamenlijke som voor een heel aantal kosten, onder andere een vorm van loon, werkingskosten enz. De omvang van deze dotatie staat daarom in relatie tot de geraamde kosten die aan deze opdracht worden gekoppeld. In deze optiek zijn dotaties te vergelijken met subsidies, waarbij overheden middelen ter beschikking stellen aan instellingen om bepaalde opdrachten te vervullen.

Binnen deze analyse passen overheden bijna steeds een regel van strikte reservevorming toe. Dit betekent dat de overheid geen dotaties of subsidies verstrekt met de bedoeling de begunstigde toe te laten om niet-bestemde reserves, dus gewoon een "spaarpot" op te bouwen. Daartoe zijn deze overheidsinstrumenten niet bedoeld. Zowel bestuurlijk als politiek en ethisch lijkt het niet verantwoord om natuurlijke personen of rechtspersonen via dotaties of subsidies de mogelijkheden te geven om zich op termijn te verrijken. Deze restricties maken het echter nodig om regelmatig te controleren of de dotatie (of subsidie) wel in een billijke relatie staat tot de werkelijke kosten die eraan worden gekoppeld. De consequenties zijn dan duidelijk: ofwel volstaat de dotatie, ofwel is ze te beperkt of te omvangrijk.

Hierover de volgende vragen.

1) Op welke basis worden de dotaties aan leden van het koningshuis berekend? Is de omvang van de dotatie gerelateerd aan (1) de geraamde kosten verbonden aan de uitoefening van hun opdrachten en (2) aan de werkelijke kosten die routinematig gedurende de voorbije jaren konden worden vastgesteld?

2) Welke vormen van controles zijn er op de wijze waarop de dotaties aan het koningshuis worden besteed? Wie controleert, wie wordt hierover geïnformeerd?

3) Werd er ooit gecontroleerd waarvoor en hoe een dotatie werd aangewend, of deze in een billijke relatie staat tot de verwachte kosten, verbonden aan de uitoefening van de rol/functie/opdrachten?

4) Is het de bedoeling van deze dotaties dat de betrokken natuurlijke personen op termijn niet-bestemde reserves, dus spaartegoeden, kunnen opbouwen? Worden er aan de omvang of de aard van deze spaartegoeden, opgebouwd door de dotaties, enige grenzen qua omvang of qua aanwending gesteld? Of gelden hier geen regels, controles, restricties?

Antwoord ontvangen op 4 februari 2013 :

1 tot 4. De dotaties aan bepaalde leden van de Koninklijke Familie werden vastgelegd bij de wet van 16 november 1993 houdende vaststelling van de Civiele Lijst voor de duur van de regering van Koning Albert II, tot toekenning van een jaarlijkse en levenslange dotatie aan Hare Majesteit Koningin Fabiola en van een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip, en door de wet van 7 mei 2000 houdende toekenning van een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip, een jaarlijkse dotatie aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid en een jaarlijkse dotatie aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Laurent.

Zij werden toegekend om hen toe te laten hun publieke functie uit te oefenen. In werkelijkheid voorzien deze dotaties in een vergoeding van deze publieke functie alsook in de werkings- en personeelskosten van de leden van de Koninklijke Familie, zonder dat tussen de verschillende componenten een onderscheid kan worden gemaakt.

Noch de wet van 16 november 1993, noch de wet van 7 mei 2000 laat ons momenteel toe het gebruik en de bestemming van de toegekende dotaties na te gaan. De hervorming waartoe werd beslist in het akkoord tussen de acht partijen in het kader van de staatshervorming voorziet onder meer dat de unanieme aanbevelingen van de Senaat met betrekking tot de dotaties voor de leden van de koninklijke familie uitgevoerd zullen worden. De transparantie van en controle op de financiering van de monarchie wordt vergroot, via een toezicht door de Eerste Voorzitter van het Rekenhof.

Dit onderdeel van het institutioneel akkoord, voorzien vanaf de volgende regering van de Koning, zal nu echter versneld worden uitgevoerd.