Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7638

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 21 december 2012

aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Federale Overheidsdienst Financiën - Premies bij opleidingen - Syndicale acties

ministerie
overheidsapparaat
ambtenaar
rechten van de ambtenaar
loonpremie
bijscholing
voortdurende bijscholing
ambtenarenvakbond
belastingadministratie

Chronologie

21/12/2012Verzending vraag
17/1/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7638 d.d. 21 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De geachte staatssecretaris beoordeelde het systeem dat premies verschafte bij het volgen van opleiding als onvoldoende en besloot tot afschaffing. De vakbonden appreciëren dit besluit niet en overwegen acties indien deze afschaffing niet ongedaan wordt gemaakt.

Hierover de volgende vragen:

1) Waarom werd het systeem van premies bij opleiding afgevoerd?

2) Welke argumenten gebruiken de vakbonden om dit systeem alsnog terug ingevoerd te krijgen? Hoe evalueert de geachte staatssecretaris deze argumenten?

3) Zal hij zijn beleid hieromtrent aanpassen? Zo ja, hoe, wanneer? Zo neen, waar en hoe ziet hij een oplossing voor dit conflict?

Antwoord ontvangen op 17 januari 2013 :

In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid het volgende ter kennis te brengen:

1. Ik wens eerst opnieuw te bevestigen in welke mate ik opleiding en, globaler gezien, competentieontwikkeling zie als een noodzaak en dus een absolute prioriteit voor de personeelsleden van de overheid. De snelle technische ontwikkelingen, de overgang naar een kennismaatschappij, de efficiëntie van de dienstverlening aan de burgers en aan de maatschappij in haar geheel vereist medewerkers die steeds beter opgeleid zijn en voor wie het vanzelfsprekend, evident is, om hun kennis voortdurend bij te werken en hun knowhow te ontwikkelen.

Ingaand tegen de bijna tien jaar bestaande praktijk, denk ik evenwel niet dat slagen voor een test, zelfs als die van een hoog niveau is, na een vijf dagen durende opleiding, een redelijke basis is voor een premie die tussen de 6 en 15 % van het jaarloon bedraagt en zeker niet voor de overgang naar de hogere schaal. Ook ben ik van mening dat het nauwelijks redelijk is dat de laatste evaluatie die geldelijke gevolgen heeft, plaatsvindt na acht jaar, i.e. een vijfde van de duur van een normale loopbaan.

Hoewel competentieontwikkeling van essentieel belang is, zijn resultaten van nog groter belang, in het bijzonder voor de burgers die klant zijn van de overheidsdiensten. Ik wil baremaverhogingen koppelen aan resultaten, dit via evaluatie. Competentieonwikkeling, in casu opleidingen, zullen hun plaats behouden, maar er zal in de eerste plaats rekening gehouden worden met de prestaties.

Ik pretendeer niet met mijn analyse te innoveren: de colleges van de voorzitters van het directiecomité, van administrateurs-generaal van de OISZ en de ION en de HR-verantwoordelijken uitten al jarenlang zware kritiek op het stelsel van de gecertificeerde opleidingen. Tot nog toe was het echter bij vaststellingen gebleven. Na de analyse moet er een besluit volgen: dat is wat de regering gedaan heeft.

2. Ik durf de argumenten van de vakorganisaties niet in hun plaats weer te geven: ze zouden mij in dat geval terecht tot de orde mogen roepen door erop te wijzen dat het aan hen en niet aan mij toekomt om hun standpunt te verwoorden.

3. Mijn hoop, en mijn overtuiging, is dat we samen zullen komen tot een consensus over nieuwe loopbanen die meer motiverend werkt voor de ambtenaren, maar ook efficiënter is voor de dienstverlening aan de burger. De vakorganisaties uiten hun bezorgdheid over de wil die de regering zou hebben om met deze hervorming besparingen te verwezenlijken. Dat is hoegenaamd niet zo. We willen besparen door het aantal ambtenaren te verminderen, maar geenszins door het loon van onze ambtenaren te verlagen, integendeel zelfs. Wanneer de vakorganisaties zullen merken dat de nieuwe loopbanen helemaal geen budgettaire maatregel zijn, zullen ze er wellicht van overtuigd worden dat deze loopbanen een nieuwe impuls kunnen geven aan onze ambtenaren, hun leden. Mijn hoop is dat ze zich dan zullen engageren om, zoals ik, iedereen daarvan te overtuigen. Het enthousiasme, de trots en de toewijding van onze ambtenaren moeten namelijk echt naar waarde worden geschat.