Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7271

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 22 november 2012

aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie

De uitwijzing van een jonge asielzoeker

verwijdering
politiek asiel
illegale migratie
Afghanistan
asielzoeker

Chronologie

22/11/2012Verzending vraag
26/11/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2467

Vraag nr. 5-7271 d.d. 22 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

ACTUALITEIT

- Op maandag 9 juli werd een jonge Afghaanse asielzoeker van 20 jaar uitgewezen.

- Hij werd op een vliegtuig richting Kaboel gezet.

- De staatssecretaris ging niet in op vele vragen tot regularisering, ondanks valabele juridische, ethische en morele argumenten.

PROBLEEMSTELLING

- De jongeman in kwestie verbleef al vier jaar in ons land.

- Hij kwam hier terecht na de moord op zijn vader (een afrekening).

- Hij was goed geïntegreerd, sprak de taal.

- Hij heeft nog amper banden in Afghanistan.

- Hij zou er ook reëel gevaar lopen.

De advocate van de jongere is hierover verbaasd omwille van twee redenen:

- Er blijkt een recente brief van een oom beschikbaar, maar blijkbaar moest deze brief al beschikbaar zijn in 2008.

- In een zeer vergelijkbare case, namelijk deze van Scott Manyo, werd wel een regularisering toegepast.

Daarbij rijst ook de ethische en morele vraag of een mens moet zwichten voor een systeem en of een systeem dat onmenselijke effecten sorteert, moet worden toegepast.

VRAAG

Hoe verklaart de staatssecretaris de abrupte uitwijzing van een jonge asielzoeker en zijn deportatie naar Afghanistan wanneer geweten is dat : hij (1) daar geen of nauwelijks affectieve banden heeft (2) een reëel gevaar loopt gezien de moord op zijn vader (3) prima was geïntegreerd en een hoopvolle toekomst koesterde (4) in een gelijkaardig recent geval wel een regularisering werd uitgesproken? Hoe kan de staatssecretaris deze beslissing ethisch en moreel verantwoorden, terwijl iedereen beseft dat men hier op menselijk vlak een ravage aanricht, primair bij de jonge man maar secundair bij de vele landgenoten die zich affectief aan hem hebben gehecht en die hem een warme, maar ook toekomstgerichte omgeving boden?

Antwoord ontvangen op 26 november 2012 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

In de eerste plaats zal ik nogmaals herhalen dat in het geval van de uitgeprocedeerde Afghaanse asielzoeker Parweiz Sangari , en over deze persoon gaat het, gelet op uw precieze beschrijvingen, alle rechtsmiddelen werden uitgeput bij de betrokken asiel- en migratiediensten. Noch het Commissariaat voor de Vluchtelingen en de Staatlozen noch de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, noch de Dienst Vreemdelingenzaken, verleenden in hun beslissingen, enig recht op verblijf.

Daarenboven zijn de asiel- en migratiediensten van oordeel dat repatriëringen naar de hoofdstad Kaboel geen gevaren inhouden. Dit werd overigens bevestigd door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens die stelde dat de verwijdering van betrokkene geen schending van de mensenrechten inhield. Men kan ook niet stellen dat betrokkene nauwelijks affectieve banden heeft met een land waar hij geboren en getogen werd.

Ik kan U dus verzekeren dat de werking van de rechtsstaat werd geëerbiedigd. Wat betreft de concrete inhoud van het dossier ben ik verplicht te verwijzen naar het Senaatsreglement, meer bepaald artikel 69, die verbiedt in te gaan op persoonlijke gevallen.