Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7185

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 oktober 2012

aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Federale administraties - Besparingen op interne organisatie en werking - Bestraffen van efficiënte administraties - Evaluatie van de efficiëntie van een administratie

overheidsapparaat
centrale overheid
financieel beheer
bezuinigingsbeleid
ministerie
overheidsfinanciën

Chronologie

23/10/2012Verzending vraag
18/1/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7185 d.d. 23 oktober 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De regering staat opnieuw aan de vooravond van een strenge besparingsronde. Besparingen op de werking van de federale administraties behoren tot het klassieke recept. De voorzitter van de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zaken vreest daarbij vooral domme besparingen.

Met lineaire besparingen bestraft men vooral de organisaties die het meest efficiënt zijn en in het verleden al veel inspanningen hebben gedaan, bijvoorbeeld de FOD Sociale Zekerheid. Vandaag werken er 700 mensen minder dan in 2003, terwijl de dienstverlening er alleen maar op is vooruitgegaan en de werknemers er tevredener zijn dan ooit. Door een veralgemeend gebruik van thuiswerk betaalt men ook veel minder voor de huur en het onderhoud van kantoren.

Het bestraffen van efficiënte administraties zou dus een bijzonder slecht signaal zijn. Het maakt het zoeken naar efficiëntiewinst buiten moeilijke budgettaire perioden niet bijster aantrekkelijk voor overheidsmanagers. Integendeel, het systeem dwingt hen om het vet in de organisatie te verstoppen.

Hierover de volgende vragen:

1) Is de vrees van de topman van de FOD Sociale Zekerheid terecht? Plant men op regeringsniveau om een lineaire besparing door te voeren bij de federale administraties? Gaat de staatssecretaris akkoord met de analyse dat men hiermee de meest efficiënte administraties straft en dat dit bovendien contraproductief is omdat het ontmoedigend werkt om voor administraties in de loop van het jaar al op zoek te gaan naar efficiëntiewinsten? Zal hij ten volle zijn rol in de regering opnemen om tot een eerlijke, efficiënte en slimme besparing binnen de administraties te komen?

2) Worden de verschillende FOD's en POD's regelmatig geëvalueerd op hun efficiëntie? Op welke wijze worden zij hieromtrent geresponsabiliseerd? Bestaan er aanmoedigingen en/of straffen voor administraties die al dan niet goed of slecht presteren? Bestaan er hieromtrent rangschikkingen en vooruitgangsrapporten? Wordt er hiermee rekening gehouden bij de opeenvolgende besparingsrondes?

3) Hoe staat de staatssecretaris tegenover het voorstel om slechts de helft van de doorgevoerde efficiëntiewinst als besparing door te voeren en toe te laten dat men de andere helft investeert in een betere werking? Het neemt niet alleen de impuls weg om het "overgewicht" te verstoppen, maar het laat ook toe om te investeren in besparingen op langere termijn.

4) In Denemarken heeft men zeer interessante ideeën op dit gebied. Twee topambtenaren die in hun organisatie bewezen hebben dat ze goede managers zijn én zeer sterk zijn in systeem- en procesanalyse, kregen van de Deense overheid de opdracht om alle bestaande overheidsprocessen te systematiseren en de "best practices" aan te wijzen. Ze kregen daarbij een werkzame kredietenenveloppe ter beschikking, die ze als aansporing konden inzetten. Met dit geld en met het aanbod van een goede omkadering maakten ze hun vroegere collega's vervolgens gemakkelijk warm voor voorstellen die de overheid goedkoper en efficiënter maken. Is een soortgelijk initiatief bij de federale overheid volgens de staatssecretaris een goed idee? Is hij bereid om dit te onderzoeken?

Antwoord ontvangen op 18 januari 2013 :

Eerst moet ik de informatie die u geeft over een vermindering van 700 eenheden bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid sinds 2003 corrigeren. De gegevens waarover wij beschikken tonen een status quo aan in de periode 2003-2010 en een vermindering tussen 1 januari 2011 en 30 juni 2012 met 62 fysieke eenheden. 

1.     en 2. Onze regering heeft tijdens de begrotingsopmaak 2013 een zeer moeilijke oefening gemaakt. Besparingen op de werkingsmiddelen en de personeelskredieten maken deel uit van deze oefening. Zo wordt er in 2013 90 miljoen bespaard op het personeel en in 2014 nog eens 90 miljoen extra. Om deze op korte termijn te realiseren, wordt deze besparing initieel lineaire verdeeld. Uiteraard kan het college van voorzitters een alternatieve verdeling voorstellen aan de regering. Indien dit het geval zou zijn kan ik u garanderen dat ik deze vraag grondig zal bekijken.  

Daarnaast wil ik toch benadrukken dat de regering met de recente oprichting van Optifed, het initiatief heeft genomen om andere dan lineaire oplossingen te vinden. Optifed is een tijdelijke interne cel die de efficiëntie binnen de federale overheid verder moet verhogen door onder meer praktijkvoorbeelden die de werking van de federale administratie efficiënter en goedkoper maken op te sporen om ze daarna toe te passen in andere diensten. Ze werkt hier ondermeer voor samen met de werkgroep van het College van Voorzitters van FOD’s en Programmatorische Overheidsdienst (POD’s) en de FOD P&O. De voorrang gaat naar projecten die relatief snel besparingswinst opleveren, die dan kan geherinvesteerd worden in projecten die op hun beurt weer winst genereren.  

Er wordt gewerkt op 3 domeinen. Het eerste domein betreft de ‘costing out’ oefeningen. Op basis van gegevens uit Fedcom en van verbruikgegevens van de diensten, zijn een 20-tal grote kostenposten geïdentificeerd. Het betreft ondermeer kosten voor postdiensten, telecommunicatie, dienstverlening door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS), gas en elektriciteit, afvalverwerking, bewaking, enz. Elke kostenpost komt systematisch aan bod. Daarbij wordt een stand van zaken gegeven, worden aanbevelingen geformuleerd om de consumptie te doen dalen en krijgen de diensten opdracht hun gegevens in detail aan de Optifed-cel te bezorgen. Dit moet er toe leiden dat aankoopbehoeften nadien worden gegroepeerd om meer voordelige prijzen te verkrijgen. In 2012 zijn de postkosten en de dienstverlening door de NMBS al aan bod gekomen, waarna in 2013 andere kostenposten zullen volgen. 

De oproep voor transversale efficiëntieprojecten of projecten met overdraagbaar karakter heeft geresulteerd in 18 projecten die verder zijn geclusterd rond 6 thema’s en in 6 individuele projecten. Eind 2012 zijn de clusters e-facturatie en print- en kopiebeheer goedgekeurd. 

Een derde en voorlopig laatste Optifed-domein betreft de mogelijke oprichting van een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie (ADBA) Fedoclean voor het onderhoud van de federale gebouwen in Brussel. 

Verder worden de FOD’s en de POD’s in het kader van de efficiëntieaudits die het Rekenhof uitvoert, punctueel getoetst op hun efficiënte werking.  

De regering wenst de betrokken voorzitters maximaal te responsabiliseren voor het efficiënt en effectief gebruik van de hen toevertrouwde middelen. Deze voorzitters worden trouwens telkens door hun bevoegde minister geëvalueerd op het behalen van hun objectieven binnen de beschikbare middelen en op de wijze dat ze deze objectieven behalen.  

3.     Een systeem dat goed beheer beloont en niet efficiënt beheer bestraft is een belangrijke hefboom. De Optifedcel heeft trouwens in zijn opdracht ook de taak gekregen dergelijke hefbomen verder uit te werken. In het kader van de besparingen die vorig jaar dienden te worden doorgevoerd heeft het college van de voorzitters het engagement genomen om zelf 26 miljoen euro te besparen. Als tegenprestatie hebben zij de mogelijkheid gekregen hiervan 10 miljoen te herinvesteren in efficiëntieprojecten.   

4.     Ik geloof persoonlijk sterk in het responsabiliseren van het management van onze federale organisaties en de nood om nog meer synergie tussen onze organisaties te creëren. Het behoort tot de taken van de regering om de budgettaire middelen te bepalen die kunnen geïnvesteerd worden in de werking van onze federale administratie. Eenmaal deze grenzen bepaald komt het de managers toe deze middelen zo efficiënt mogelijk te besteden. Ik wil hen daarbij ondersteunen door hen hiervoor mogelijkheden en methodieken aan te bieden; onder meer door de Optifedcel. Het hiervoor vermelde programma met de drie pijlers heeft een dynamiek op gang gebracht die geen extra kredieten vereist.