Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7168

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 15 oktober 2012

aan de minister van Landsverdediging

Schepen - Koopvaardij - Piraterij - Militaire bewaking - Incident op olietanker Enrica Lexie - Juridische bescherming militairen - Jurisdictie

marine
piraterij
gerechtelijke vervolging
militaire discipline
extraterritoriale bevoegdheid
jurisdictiebevoegdheid
beveiliging en bewaking
veiligheid op zee
koopvaardijvloot

Chronologie

15/10/2012Verzending vraag
19/11/2012Antwoord

Vraag nr. 5-7168 d.d. 15 oktober 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds 2010 kunnen Belgische militairen worden meegestuurd met koopvaardijschepen om ze te beschermen tegen piraterij. Daarbij stellen zich vragen over onder andere de juridische bescherming van deze militairen.

Op 13 februari 2012 vond er een incident plaats waarbij twee Italiaanse mariniers vanop de olietanker Enrica Lexie twee Indiase vissers zouden hebben doodgeschoten. Na een interventie van de Indiase kustwacht werden de twee militairen opgepakt. Ze zitten momenteel in voorhechtenis in afwachting van hun proces. Het incident leidde tot een diplomatieke rel tussen India en Italië. Italië stelt dat de mariniers niet onder de Indiase wet vervolgd mogen worden aangezien de tanker onder Italiaanse vlag voer en het incident volgens hen in internationale wateren plaatsvond.

Hierover de volgende vragen:

1) Is de geachte minister op de hoogte van het Enrica Lexie incident? Hoe beoordeelt hij dit?

2) Acht hij het mogelijk dat Belgische militairen die koopvaardijschepen tegen piraten beschermen en daarbij geweld toepassen, daarvoor door een andere staat strafrechtelijk kunnen worden vervolgd? Zo ja, onder welke voorwaarden en omstandigheden is dat mogelijk? Zo nee, waarin verschilt de positie van de Belgische militairen van die van de Italiaanse militairen betrokken bij het Enrica Lexie incident? In welke mate zijn militairen persoonlijk aansprakelijk bij zulke incidenten? In welke mate is de Belgische staat aansprakelijk?

3) Wie heeft jurisdictie over de Belgische militairen die aanwezig zijn op Belgische koopvaardijschepen? Kan de geachte minister daarbij ingaan op de jurisdictie in territoriale wateren van een land, de exclusieve economische en de aangrenzende zones van een land en de rechtsmacht buiten die wateren op volle zee? Kan er onduidelijkheid bestaan over bovengenoemde jurisdictie? Zo ja, waaruit kan die onduidelijkheid bestaan en kan die onduidelijkheid worden weggenomen?

4) Is de geachte minister van mening dat België zelf zijn eigen militairen zou moeten vervolgen en desnoods berechten indien die militairen buiten België op zee mogelijk een strafbaar feit plegen?

Antwoord ontvangen op 19 november 2012 :

Het geachte lid wordt verzocht hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

1. De Staf van Defensie is op de hoogte van het incident. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over een diplomatiek geschil tussen twee andere landen.

2. Bij de ontplooiing van Belgische militairen die deelnemen aan de operatie EUNAVFOR Atalanta is er een verklaring nodig van de vlaggenstaat die, als het niet om een Belgisch schip gaat, het EUNAVFOR-personeel toestaat om aan boord te gaan en indien nodig geweld te gebruiken. De Europese unie (EU) heeft al onderhandeld over een bepaald aantal eenzijdige verklaringen met de staten die schepen bevrachten voor het World Food Programme of de African Union Mission in Somalia. Deze eenzijdige verklaringen verschaffen vrijstellingen van rechtsvervolging en voorrechten aan de militairen die op de bewuste koopvaardijschepen worden ontplooid. Teneinde problemen op het vlak van de aansprakelijkheid te vermijden moet er een contract worden ondertekend door de reder van het koopvaardijschip om de voorwaarden van de ontplooiing van het Belgische Vessel Protection Detachment (VPD) te bepalen: kosten, organisatie aan boord en schaderegelingen.

3. en 4. De federale procureur heeft de bevoegdheid om in het buitenland ontplooide Belgische militairen te vervolgen op basis van artikel 10bis van de wet van 17 april 1878 bevattende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering: “Ieder aan de militaire wetten onderworpen persoon die enig misdrijf pleegt op het grondgebied van een vreemde Staat, kan in België worden vervolgd. Hetzelfde geldt voor degenen die in welke hoedanigheid ook verbonden zijn aan een onderdeel van het leger dat zich op buitenlands grondgebied bevindt, of voor degenen die gemachtigd zijn om een troepenkorps dat van dit leger deel uitmaakt, te volgen”. Aan boord van een koopvaardijschip dat de Belgische vlag voert, is de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij van toepassing. De bij de wet bepaalde straffen zijn van toepassing op de kapitein, de bemanningsleden en passagiers van het Belgische koopvaardijschip of vissersvaartuig (artikel 3) of, wat betreft de in artikelen 32, 33, 41 en 44 van de wet bepaalde straffen, op ieder die schuldig is aan het in die artikelen omschreven misdrijf. De inzet van VPD met gebeurlijk gebruik van geweld in buitenlandse territoriale wateren vereisen echter een voorafgaand akkoord van de kustautoriteiten om iedere strafvervolging door de lokale gerechtelijke overheden te vermijden. In het kader van EUNAVFOR hebben de staten, die te maken krijgen met de ontplooiing van VPD in hun territoriale wateren, Status Of Forces Agreements gesloten met de EU, waarin voorrechten en immuniteiten worden toegekend aan de militairen die deel uitmaken van EUNAVFOR.