Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7142

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang) d.d. 9 oktober 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit - Ambtenaren - Connexe dossiers - Taalwet bestuurszaken - Taalgebruik - Taalkennis

belastingadministratie
taalgebruik
fiscaal recht
fiscale controle
vennootschapsbelasting

Chronologie

9/10/2012Verzending vraag
18/4/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7142 d.d. 9 oktober 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De controleambtenaren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit (AOIF) zijn bevoegd, wanneer zij gevat zijn in een dossier, bijvoorbeeld een vennootschapsdossier, om ook de "connexe" dossiers te onderzoeken.

Zo kan een controleambtenaar die gevat wordt door een dossier van een vennootschap, het dossier van bijvoorbeeld de zaakvoerders en/of bestuurders opvragen. De vraag is of hij deze ook wel altijd kan behandelen. Wat als het vennootschapsdossier bijvoorbeeld Franstalig is, de controleur Franstalig, maar het connexe dossier (van de bestuurders bijvoorbeeld) Nederlandstalig?

Het antwoord op deze vraag wordt mijns inziens mee bepaald door het statuut die de verschillende onderdelen van de AOIF hebben in het licht van de taalwet bestuurszaken (SWT, cf. de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, Belgisch Staatsblad van 2 augustus 1966), afhankelijk van hun werkkring.

Kan de geachte minister mij daarom het volgende meedelen:

1) Kan voor alle onderdelen/diensten van de AOIF die controles uitvoeren, het statuut worden meegedeeld in het licht van de SWT, met verwijzing naar de bepalingen van de SWT die op hen van toepassing zijn?

2) Kan voor elk van deze categorieën het volgende worden meegedeeld:

a. Welke taalkennis wordt opgelegd aan de controleambtenaren en voldoen alle ambtenaren daaraan?

b. In hoeverre kunnen controleambtenaren connexe dossiers behandelen die in een andere taal zijn opgesteld dan het initiële dossier? Hoe wordt dit probleem opgelost als men met eentalige ambtenaren te maken heeft?

c. Kunnen, in voorkomend geval, eentalige controleambtenaren zich laten bijstaan door een anderstalige collega die als tolk handelt? Is de vraag om inlichtingen of het bericht van wijziging die zij in het Frans opstellen, maar in het Nederlands laten vertalen (of vice versa) wel rechtsgeldig opgesteld? Of moet diegene die tekent ook daadwerkelijk het Nederlands (of omgekeerd) voldoende machtig zijn?

3) Kunnen, in voorkomend geval, eentalige ambtenaren kennis nemen van elementen uit een connex dossier in de andere landstaal? Kunnen eentalige ambtenaren ook elementen vaststellen die zijn opgesteld in een taal die zij niet voldoende machtig zijn? Welke handelingen die zij stellen zijn rechtsgeldig, gelet op de taalproblematiek?

4) Kan de belastingplichtige het bewijs van de voldoende taalkennis van de controleambtenaar die zijn (connex) dossier behandelt vorderen en zo ja hoe?

Antwoord ontvangen op 18 april 2013 :

1. In het licht van de door het geachte lid aangehaalde samengevatte wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken (SWT) worden de controlediensten van de AAFisc (voorheen de AOIF waarnaar het geachte lid verwijst) ingedeeld in gewestelijke diensten met meer dan één gemeente in het ambtsgebied, dan wel plaatselijke diensten met slechts één gemeente in hun werkkring. Ze worden meer bepaald ingedeeld in 5vijfcategorieën:

1.1. Diensten met een taal homogeen ambtsgebied. Zij omvatten meer bepaald plaatselijke of gewestelijke diensten uit het Nederlandse of Franse taalgebied met zetel in datzelfde taalgebied. Hun werkkring omvat telkens enkel één of meer gemeenten die in datzelfde taalgebied gelegen zijn.

Het taalgebruik in de plaatselijke taalhomogene diensten wordt geregeld bij o.a. artikel 10, eerste lid, artikel 12, eerste lid, en artikel 15, § 1, van de SWT, terwijl de gewestelijke taal homogene diensten bedoeld worden in artikel 33, § 1, van de SWT;

1.2. Gewestelijke diensten met zetel in het Nederlandse of het Franse taalgebied, waarvan de werkkring ook gemeenten omvat met een speciale taalregeling (randgemeenten, taalgrensgemeenten, gemeenten uit het Malmédyse). Deze diensten worden bedoeld in artikel 34, § 1, a), van de SWT;

1.3. Gewestelijke diensten waarvan de werkkring bestaat uit gemeenten gelegen in verschillende taalgebieden, doch niet in Brussel-Hoofdstad en die hun zetel niet hebben in het Malmédyse of het Duitse taalgebied. Het betreft diensten in de zin van artikel 36, § 1, van de SWT;

1.4. Gewestelijke diensten met zetel in het Duitse taalgebied, waarvan de werkkring uitsluitend bestaat uit gemeenten gelegen in het Duitse taalgebied. Het betreft diensten in de zin van artikel 34, § 1, b), van de SWT;

1.5. Plaatselijke of gewestelijke diensten met zetel te Brussel, waarvan de werkkring uitsluitend bestaat uit gemeenten behorend tot Brussel-Hoofdstad, of naast die gemeenten ook gemeenten uit het Nederlandse en/of het Franse taalgebied. Zij omvatten meer bepaald plaatselijke diensten bedoeld in artikel 17 van de SWT of gewestelijke diensten bedoeld in artikel 35, § 1van de SWT.

2. a. De wettelijk vereiste taalkennis van een ambtenaar van een plaatselijke of gewestelijke controledienst wordt bepaald door de werkkring van zijn dienst.

Aan de ambtenaren van diensten met een taalhomogeen ambtsgebied dat deel uitmaakt van het Nederlandse of het Franse taalgebied (zie punt 1.1) kan enkel de grondige kennis van de taal van het gebied worden opgelegd. Deze ambtenaren zijn verplicht om alleen deze taal te gebruiken. Niettemin is er het hoffelijkheidsprincipe (artikel 33, § 1, derde lid van de SWT) dat toelaat om ten aanzien van particulieren die gevestigd zijn in een ander taalgebied te corresponderen in de taal waarvan de betrokkenen zich bedienen.

Ambtenaren tewerkgesteld in gewestelijke diensten (zie punten 1.2 en 1.3., waarvan de zetel zich dus bevindt in het Franse of het Nederlandse taalgebied, dienen een grondige kennis te bewijzen van de taal van het overeenstemmende taalgebied. Deze diensten dienen dermate te worden georganiseerd dat het publiek uit de gemeenten met een speciaal taalregime of uit het Duitse taalgebied kan worden bediend in de talen die de wet voor die gemeenten erkent. De overheid kan aan bepaalde personeelsleden van die diensten de kennis van een andere landstaal opleggen, zodat de betrekkingen met de particulieren gevestigd in gemeenten waar het publiek in een andere taal moet kunnen worden bediend dan deze van het taalgebied waarin de gewestelijke dienst is gevestigd, ook effectief in die andere taal kan verlopen.

Ambtenaren tewerkgesteld in diensten met zetel in het Duitse taalgebied en met gemeenten uit dat taalgebied in hun werkkring (punt 1.4.), dienen een grondige kennis te hebben van de Duitse taal. Aangezien de betrekkingen met particulieren in het Duitse taalgebied ook in het Frans moeten kunnen verlopen, zal van bepaalde personeelsleden van die diensten kennis van de Franse taal worden geëist.

Alle ambtenaren tewerkgesteld in de Brusselse controlediensten (punt 1.5.) dienen, naast de grondige kennis van hun hoofdtaal, ook blijk te geven van kennis van de tweede taal. Deze personeelsleden dienen dus een individuele tweetaligheid te bewijzen.

Alle ambtenaren van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën hebben een grondige kennis van de taal van het gebied waar zij zijn tewerkgesteld, of wat Brussel betreft, minstens van hun hoofdtaal. Bij hun werving hebben zij immers de grondige kennis van die taal bewezen aan de hand van het diploma dat toegang geeft tot het toelatingsexamen of aan de hand van een taalexamenbewijs, uitgaande van SELOR, dat de grondige kennis van die taal vaststelt.

In de diensten waarvan de werkkring gemeenten omvat met een speciaal taalregime of in de diensten gevestigd in het Duitse taalgebied (zie punten 1.2, 1.3 en 1.4)., zijn er voldoende tweetalige personeelsleden tewerkgesteld om de betrekkingen met de particulieren die recht hebben op het gebruik van een andere taal dan deze van het taalgebied waarin de dienst is gevestigd, in die andere taal te laten verlopen. Niet alle personeelsleden dienen er kennis van de tweede taal te bewijzen. Hun aantal hangt af van het werkvolume dat het gebruik van de tweede taal met zich brengt.

In de Brusselse diensten met gemeenten uit Brussel-Hoofdstad in hun werkkring, zijn, bij gebrek aan laureaten van de taalexamens, nog niet alle ambtenaren wettelijk tweetalig. De regel van de individuele tweetaligheid wordt er evenwel streng toegepast bij de benoeming van de diensthoofden. Er wordt ook alles in het werk gesteld om per dienst een functionele tweetaligheid te bekomen, via een doordachte spreiding over de diensten van het Nederlandstalige en Franstalige personeel.

Merk op dat ambtenaren die tewerkgesteld zijn in een dienst waar de wet het gebruik van een andere taal oplegt, worden aangemoedigd om hun kennis van een andere landstaal te bewijzen (zie punten 1.2 tot 1.5.), onder meer, door de toekenning van een taalpremie. De taalkennis wordt bewezen aan de hand van een taalexamenbewijs uitgereikt door SELOR of een behaald diploma.

2. b., 2. c. en 3. Controleambtenaren kunnen fiscale dossiers raadplegen die behoren tot het ambtsgebied van een andere gewestelijke dienst, ook wanneer de aldaar tewerkgestelde ambtenaren eventueel over een andere taalkennis dienen te beschikken.

Wanneer een controleambtenaar feiten vaststelt in een verwant dossier waarvoor een andere gewestelijke dienst territoriaal bevoegd is, zal hij hiervan slechts kennis geven aan de voor dit dossier territoriaal bevoegde dienst, dewelke op haar beurt na kennisname hiervan volledig autonoom beslist of er eventueel verdere stappen op fiscaal of juridisch vlak dienen te worden ondernomen naar de belastingplichtige toe.

Binnen deze territoriaal bevoegde dienst hebben de ambtenaren steeds de vereiste wettelijke taalkennis om op te treden. Het is met andere woorden dan ook steeds de gewestelijke dienst tot wiens ambtsgebied de belastingplichtige behoort, die eventueel een bericht van wijziging zal opstellen in de wettelijk vereiste taal.

4. Indien de wettelijk vereiste taalkennis wordt betwist in een juridische procedure, zal de administratie zo nodig het bewijs leveren van de wettelijke taalkennis van de ambtenaar. Naar aanleiding van controles wordt er geen bewijs van taalkennis spontaan voorgelegd, vermits het uitgangspunt is dat de ambtenaren die bevoegd zijn voor een fiscaal dossier over de vereiste taalkennis beschikken.