Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6905

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 24 augustus 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Filefuik - Gebruik door de Belgische politie - Risico's - Aansprakelijkheid

gemeentepolitie
politie
vluchtmisdrijf
wegverkeer
misdaadbestrijding
verkeersregels
civiele aansprakelijkheid
strafrechtelijke aansprakelijkheid

Chronologie

24/8/2012Verzending vraag
26/10/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6905 d.d. 24 augustus 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Nederland groeide er een debat over het gebruik van de filefuik door de politie, na een dodelijk ongeval waarbij een vluchtauto inreed op de kunstmatig gemaakte file.

Volgens het openbaar ministerie in Nederland had de filefuik niet gecreëerd moeten worden. Omdat de verdachte al meerdere keren tegen politieauto's was gebotst en stopbevelen had genegeerd, had de politie moeten bedenken dat het creëren van een file een te groot risico vormde. Toch wordt de opdrachtgever van de filefuik niet vervolgd omdat er geen landelijk beleid is inzake het creëren van files. Hij kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor de gevolgen ervan.

In afwachting van beleid en richtlijnen ter zake wordt geadviseerd het creëren van een file niet meer in te zetten voor het aanhouden van verdachten.

Hierover wil ik de volgende vragen stellen:

1. Wordt het instrument van de filefuik ook gebruikt door de Belgische politie? Zo ja, kan de minister een indicatie geven van hoe vaak dat gebeurt?

2. Bestaat er in België een regelgevend kader rond het creëren van filefuiken door de politie? Zo ja, welk? Zo neen, acht de minister het nodig, met het incident in Nederland in het achterhoofd, om hiervoor alsnog een regelgevend kader te creëren?

3. Hoe staat de minister tegenover de kritiek dat het creëren van een file een te groot risico vormt voor de burgers in de file?

4. Welke potentiële gevolgen bestaan er hier voor de burgerlijke aansprakelijkheid ten aanzien van de nabestaanden van de slachtoffers?

5. Zijn agenten in België individueel strafrechtelijk aansprakelijk in deze situatie? Kan er sprake zijn van strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon voor wie zij werken?

Antwoord ontvangen op 26 oktober 2012 :

1. De federale wegpolitie kan, in geval van een vluchtend voertuig, gebruikmaken van blokrijden op haar actieterrein. Deze interventiemethode bestaat erin een blokkade te vormen met verschillende voertuigen om het verkeer te vertragen en aldus een versperring op te richten tegen vluchtende voertuigen. Er is geen registratie van het aantal maal deze tactiek wordt toegepast.

2. De federale wegpolitie heeft een ontwerpnota opgesteld omtrent het blokrijden. Het oprichten van een “blok” op de autosnelweg vormt, in principe, een hindernis in de zin van de Wet over de politie op het wegverkeer. Het art. 10.1.1° voorziet dat de gevoerde snelheid géén oorzaak mag zijn voor ongevallen en zij het verkeer niet mag hinderen. Het art. 24 verbiedt het stilstaan en parkeren van een voertuig op elke plaats waar het mogelijks een gevaar kan uitmaken voor de andere weggebruikers, of deze onnodig zou kunnen hinderen. Het art. 27 bis van de Wet van 16 maart 1968 verbiedt elke weggebruiker om zich op een dermate wijze te gedragen dat hij een gevaar uitmaakt of zou kunnen uitmaken op de openbare weg, of andere weggebruikers hindert of zou kunnen hinderen.

Echter bepaalt het art. 59.12 van de Wet op de politie van het wegverkeer dat het verbod voorzien door art. 7.3 (art. 59.12 heeft betrekking op art. 7.1, maar wetend dat art. 59.12 van de wegcode niet gewijzigd werd sinds de wijziging door art. 6 van het koninklijk besluit (KB) de dato 4 april 2003 van art. 7 van de wegcode, dient, in art. 59.12, “de bepalingen van art. 7.3” gelezen te worden), met name het hinderen van het verkeer of het gevaarlijk maken ervan door het aanbrengen van hindernissen, niet van toepassing is voor het rijkswacht-, politie- en douanepersoneel indien de opdracht het rechtvaardigt.

3. De politiediensten zijn ertoe gehouden om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om andere weggebruikers niet in gevaar te brengen. Met dit doel voor ogen, moet men de zichtbaarheid van de hindernis verzekeren. In grote lijnen en met als doel de voorzienbaarheid te verzekeren, betekent dit het verplichte gebruik van de blauwe lichten en het speciale geluidstoestel. Er wordt afgeraden om bij blokvorming het blok plots te laten vertragen of op een brutale wijze plots tot stilstand te brengen; dit om te voorkomen dat het normale verwachtingspatroon van de weggebruikers die zich achteraan in het blok bevinden verijdeld wordt.

4. De burgerlijke aansprakelijkheid van een politieambtenaar, die tijdens een achtervolging schade veroorzaakt heeft aan derden, hangt af van de strafrechterlijke uitspraak. Wanneer de rechter de aangevoerde gronden van rechtvaardiging aanvaardt en oordeelt dat er géén enkel strafbaar feit werd gepleegd, zal er géén schadevergoeding aan de benadeelde worden toegekend. In tegengesteld geval, zal een schadevergoeding worden toegekend en dient bepaald te worden wie daaraan zal voldoen.

Zelfs indien er géén enkele strafrechterlijke fout werd aangetoond, kan de burgerrechter beslissen dat de politieambtenaar een burgerlijke fout heeft begaan in de zin van het Art. 1382 en volgende van het burgerlijke wetboek, en kan bijgevolg overgaan worden tot verlenen van schadevergoeding en interesten.

Op basis van het art. 48 van de Wet op het politieambt, moeten de politieambtenaren de schade die zij veroorzaakt hebben in het kader van de uitoefening van hun functie niet herstellen, behalve indien blijkt dat zij een opzettelijke lichte of zware vaak voorkomende fout hebben begaan. In tegenstelling tot het strafrecht, kan de federale politie als organisatie burgerrechterlijk verantwoordelijk worden gesteld voor de daden gesteld door haar personeelsleden.

5. Ieder politieambtenaar is strafrechtelijk aansprakelijk voor de daden die hij pleegt in het kader van zijn ambt, daar het Belgische recht de strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor derden niet erkent. Art. 5 van het Strafwetboek voorziet dat rechtspersonen verantwoordelijk kunnen zijn voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van hun doel of de waarneming van hun belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor hun eigen rekening zijn gepleegd. Dezelfde bepaling stelt echter vast dat een aantal instellingen zoals de federale staat, de gemeentes alsook de meergemeentelijke zones niet als strafrechtelijke verantwoordelijke personen kunnen beschouwd worden. Bijgevolg kunnen noch de federale politie, noch de politiezones enige strafrechtelijke verantwoordelijkheid op zich nemen.