Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6633

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 29 juni 2012

aan de minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw

Gefailleerde ondernemers - Toegang tot het krediet - Kenniscentrum voor financiering van KMO (KeFiK) - Kredietbemiddelaar

faillissement
ontlening
bemiddelaar
Federaal Dienstencentrum
bedrijfsfinanciering
krediet

Chronologie

29/6/2012Verzending vraag
30/8/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6633 d.d. 29 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

In 2009 heeft de minister voorgesteld om de toegang tot het krediet voor gefailleerden te vergemakkelijken door de automatische aansprakelijkheid van de kredietgever in geval van een nieuw faillissement op te heffen.

Tegelijkertijd heeft een groep van experts met juristen en kabinetsmedewerkers van de minister en van haar collega bevoegd voor Justitie gewerkt aan de hervorming van de verschoonbaarheid van de gefailleerde zonder schuld. De verschoonbaarheid van de gefailleerde, bepaald in artikel 80 van de wet van 8 augustus 1997, heeft tot gevolg dat de gefailleerde door zijn schuldeisers niet meer kan worden vervolgd voor schulden die eigen zijn aan de activiteit van de rechtspersoon die failliet is verklaard.

Wat de financiering en de begeleiding betreft, kan de gefailleerde kandidaat aankloppen bij het Participatiefonds, dat sinds 2009 een bijzondere opdracht heeft inzake de ondersteuning van tweedekansondernemerschap.

Dat proefproject had tot doel het etiket dat op de gefailleerde ondernemer plakt, weg te nemen. De juridische en financiële maatregelen gingen gepaard omet ndersteunende maatregelen: een informatiecampagne, een versterkte samenwerking met de kredietbemiddelaar en KeFiK, een vademecum van de financiering van KMO's of een online instrument om de prestaties van ondernemingen te meten op de website van KeFiK.

Naast die dagelijkse interventies zou de kredietbemiddelaar ook actief bijdragen tot een betere kredietverlening door te wijzen op de belangrijkste structurele problemen, en op die manier de kredietverstrekkers aan te moedigen hun activiteiten aan te passen aan de noden van de ondernemingen.

Mijn vragen aan de minister:

1) Welke structurele problemen op het terrein en welke commerciële praktijken moeten volgens de kredietbemiddelaar nog worden aangepakt?

2) Welke bedragen heeft het Participatiefonds in 2010 en 2011 vrijgemaakt?

3) Hebben de ondernemingen die niet konden worden gered, zich te laat tot het KeFiK gewend?

4) Welke bankinstellingen zijn het meest terughoudend om bemiddeling toe te staan?

Antwoord ontvangen op 30 augustus 2012 :

1. De voornaamste problemen die worden opgetekend door de Kredietbemiddelaar worden samengevat in onderstaande tabel:

Aard

%

Korte termijn

33%

Middellange/lange termijn

23%

Achterstand

11%

Starter

10%

Opzegging

7%

Interest

4%

Andere

12%

De dossiers waarin de ondernemer zijn behoefte aan liquiditeiten op korte termijn niet bijeenkrijgt (33 %) zoals voor de betaling van leveranciers, personeel, BTW of sociale bijdragen, komen het meest voor. Zoals wordt aangetoond door de KeFiK-enquête Kleine en Middelgrote Ondernemingen (KMO)-financiering, kan dit probleem worden veralgemeend voor alle ondernemingen, die meer moeilijkheden ondervinden om hun activiteitscyclus te financieren dan hun investeringen. De toegang tot middelen op korte termijn en de kredietkost op korte termijn zijn een ware uitdaging omdat de liquiditeitsbehoeften van de ondernemingen momenteel veel hoger zijn.

De moeilijke toegang tot middelen om de financieringsbehoeften op middellange en lange termijn te dekken (23 %) komt op de tweede plaats, terwijl de dossiers waarin de ondernemer al betalingsachterstand heeft (11 %) ten aanzien van openbare instellingen (BTW, RSZ …) op de derde plaats eindigt. De achterstand dossiers zijn moeilijk te beheren, omdat men in een negatieve spiraal is terechtgekomen. De rating van de onderneming wordt dan ook rechtstreeks beïnvloed door sociale en fiscale schulden.

De ondernemingen in de opstartfase ondervinden specifieke problemen verbonden aan het gebrek aan eigen middelen en, logischerwijze, aan het gebrek aan balansinformatie en financiële historiek. De bank moet haar beslissing dan ook baseren op de analyse van prognoses bepaald op basis van hypothesen.

Wat de handelspraktijken betreft, moet de aandacht worden gevestigd op een inhoudelijk probleem, vooral wat betreft de Zeer kleine ondernemingen (ZKO’)s. De machtsverhouding tussen de “grote” bank en de KMO is onevenwichtig. Dat komt vooral tot uiting in geval een krediet wordt geweigerd en in situaties waarin de KMO terugbetalingsproblemen ondervindt. Het activiteitenverslag van de kredietbemiddelaar van het Kenniscentrum voor Financiering van KMO besteedt er bijzondere aandacht aan met voorbeelden van concrete situaties. Het activiteitenverslag 2011 is online beschikbaar op http://www.kredietbemiddelaar.be of op eenvoudig verzoek via het gratis nummer 0800 84 426.

2. Het bedrag aan kredieten toegekend door het Participatiefonds bedraagt 80 024 066 euro in 2010 en 56 732 072 in 2011.

3. De voornaamste reden voor een niet geslaagde tussenkomst van de kredietbemiddelaar moet worden gezocht in het kwaliteitsniveau van het te financieren project. Het tijdaspect past in deze logica.

De kredietbemiddelingsdienst stelt vaak vast dat de ondernemers zich tot de kredietbemiddelaar richten wanneer hun dossier al in een te ver gevorderd stadium bevindt. Een oplossing kan dan des te moeilijker worden gevonden. De oplossing impliceert immers het tijdig nemen van maatregelen.

Voor lopende kredieten komt het niet zelden voor dat de ondernemingen pas een beroep doen op de bemiddelaar nadat hun lening werd opgezegd en/of bij een dreiging van beslag. Vaak is het dan al te laat. Het vertrouwen tussen de onderneming en de bank is dan definitief verbroken en kunnen er geen oplossingen meer worden gevonden. Bij de analyse blijkt dan dat de onderneming wel gered had kunnen worden als er veel vroeger was gereageerd.

Jammer genoeg kunnen veel ondernemers hun problemen niet meer oplossen door te laat een beroep te doen op de bemiddelaar. Dit is ongetwijfeld gedeeltelijk te wijten aan het feit dat de kredietbemiddelaar te weinig gekend is bij zijn doelpubliek.

Een recente studie heeft immers aangetoond dat minder dan 10 % van de KMO’s op de hoogte is van het bestaan van de Kredietbemiddelaar.

4. Sinds de oprichting ervan in 2009 heeft de kredietbemiddelingsdienst vertrouwensrelaties opgebouwd met verschillende bankinstellingen.

De bemiddelingsdienst beschikt over “officiële” contactpersonen bij het merendeel van de banken, wat het mogelijk maakt om rechtstreeks terecht te komen bij de beheerder(s) van het betrokken dossier.

In het merendeel van de gevallen verloopt het contact met de verschillende bankinstellingen zeer goed. De gesprekspartners van de bemiddelaar zijn over het algemeen bereid de dossiers te herbekijken en oplossingen te vinden. Het gaat om één van de meerwaarden die worden aangereikt door de bemiddelaar die een professionele en geïndividualiseerde steun biedt aan ondernemers om een oplossing te vinden voor de problemen waarmee zij worden geconfronteerd. Al deze elementen verklaren het slaagpercentage van het dispositief, waarbij 60 % van de dossiers een gunstige afloop kent.

Voor bepaalde dossiers echter die de bemiddelaar belangrijk genoeg vindt, wordt echter geen oplossing gevonden omwille van het commerciële beleid van de financiële instelling. Dit vormt uiteraard een beperking van de missie van de bemiddelaar.