Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6551

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 22 juni 2012

aan de minister van Justitie

Huur - Indexering - Stijging voor nieuw huurcontract - Overschrijding van de gezondheidsindex - Herziening van de berekeningsmethode voor de huur - Strikte toepassing van de wet - Registratie van de huurcontracten

verhuur van onroerend goed
huurovereenkomst
prijsindexering
prijsstijging
voorschriften voor de huurprijzen

Chronologie

22/6/2012Verzending vraag
28/1/2013Antwoord

Vraag nr. 5-6551 d.d. 22 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

De gemiddelde jaarlijkse stijging van de huurprijzen zou minstens 1% hoger zijn dan de stijging van de gezondheidsindex en bijgevolg meer dan wettelijk bepaald. Die situatie werd zeven jaar geleden reeds aangeklaagd maar de onregelmatigheid lijkt te blijven duren.

Krachtens een wetswijziging van 1976 mag de huur elk jaar aan de levensduurte worden aangepast op de verjaardatum van de inwerkingtreding van het huurcontract. Sinds 1994 baseren eigenaars en huurders zich dus op de gezondheidsindex.

Nochtans zou uit het geheel van de gebruiksgegevens (nationale rekeningen, de huishoudbudgetenquête, gegevens van het observatiecentrum van de huurprijzen,...) blijken dat de nationale rekeningen en de prijsindex de stijging van de huurprijzen uiteraard nog onderschatten.

De opgetekende stijging van de huurprijzen is een gemiddelde stijging en zou het resultaat zijn van de evolutie van de huurprijzen die gewoon worden geïndexeerd tijdens de duur van het huurcontract en stijgingen die zich voordoen bij een verandering van huurder.

Bovendien zou de onderschatting van de stijging van de huurprijzen tot een onderschatting van het inkomen van de eigenaars leiden.

1) Bevestigt de minister die informatie?

2) Zullen de berekeningsmethodes voor de huren worden herzien? Zo ja, moeten de referentiegegevens die voor de berekening worden gebruikt niet worden gewijzigd?

3) Zal de werkelijke toepassing van de wet in de toekomst strikter worden op het vlak van het naleven van de registratie van de huurcontracten en het gebruik van de gegevens uit die huurcontracten?

Antwoord ontvangen op 28 januari 2013 :

Indien in het huurcontract wordt voorzien in een indexatie van de huurprijs, wordt het bedrag van de huur aangepast aan de inflatie. De indexatie zorgt ervoor dat de huurprijs zo wordt aangepast dat de huurprijs ook in de samenleving van morgen overeenstemt met de reële koopkracht. Op deze manier wordt de koopkracht van de verhuurder aldus gevrijwaard. Artikel 1728bis van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de indexering slechts éénmaal per huurjaar toegelaten is en ten vroegste op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst. Bovendien mag de aangepaste huurprijs niet hoger zijn dan het bedrag verkregen door toepassing van de volgende formule: basishuurprijs vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het nieuwe indexcijfer is de zogenaamde gezondheidsindex. Dit systeem van berekenen van de indexatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de gezondheidsindex, wordt sinds tientallen jaren toegepast. Het wijzigen van deze regels zal dan ook moeilijk en ingewikkeld zijn, des te meer daar men moet kunnen vertrouwen op een berekeningsmechanisme dat betrouwbaar en wetenschappelijk gegrond is. In elk geval behoort de eventuele herziening van dit indexatie-mechanisme eerder tot de bevoegdheid van de minister van Economie. 

Daarnaast zal een wijziging van de regels inzake de indexatie van de huurprijs niet voorkomen dat een verhuurder een goed tegen een vaste huurprijs aanbiedt op de markt. Meer nog, het lijkt dat de verhoging van de huurprijzen te wijten is aan deze praktijken. 

Tot slot dient erop te worden gewezen dat deze materie weldra zal geregionaliseerd worden en de politieke keuzes in deze materie aldus zullen toekomen aan de gewesten. Het lijkt dan ook weinig aangewezen om deze fundamentele basisregels nu nog te wijzigen op federaal niveau.  

De registratieplicht van huurcontracten afgesloten vanaf 1 januari 2007 ligt volledig ten laste van de verhuurder. De verhuurder moet deze plicht binnen de twee maanden volgend op de sluiting van de huurovereenkomst vervullen.  

Indien de huurovereenkomst niet binnen de wettelijke termijn geregistreerd is, kan de verhuurder een boete krijgen en geldt - indien het om een huurcontract van negen jaar gaat - bovendien vanaf 1 juli 2007 de regel dat de huurder een einde kan maken aan deze huurovereenkomst zonder een opzeggingstermijn in acht te nemen en zonder een vergoeding te betalen. Dit geldt alleen zolang het huurcontract niet geregistreerd is. 

De verhuurder heeft er bijgevolg alle belang bij om over te gaan tot registratie van de huurovereenkomst.  

Bovendien stelt de registratie van de overeenkomst de rechten van de huurder veilig tegenover derden, zodat het evenzeer in het belang van de huurder is dat de overeenkomst wordt geregistreerd. 

De huidige wettelijke bepalingen lijken me bijgevolg voldoende om de registratieplicht te doen nakomen.  

Het gebruik van gegevens uit huurovereenkomsten moet daarenboven begrepen worden in het kader van het huivestingsbeleid. De materie inzake huisvesting is echter een bevoegdheid van de gewesten, zoals de materie inzake huurcontracten weldra ook zal zijn.