Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6541

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 21 juni 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Tegenbetoging - Politiegeweld - Jongeren - Maatregelen

gemeentepolitie
recht tot betogen
geweld
beroepsdeontologie
islam
religieus conservatisme
politie

Chronologie

21/6/2012Verzending vraag
26/11/2012Rappel
24/12/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6541 d.d. 21 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Parti Populaire en het extreemrechtse Nation betoogden op zondag 17 juni 2012 tegen de extremistische islam. De ABVV-jongeren en de Jeunesse Ouvrière Chrétienne (JOC) organiseerden een niet toegestane tegenbetoging. Toen die tegenbetogers via de metrohalte Troon bij de geplande betoging probeerde te geraken, werden de deelnemers bijzonder hardhandig aangepakt door de politie.

De arrestaties verliepen erg agressief. Onder de ogen van de journalisten werden de jongeren tot bloedens toe geslagen en gestampt. De agenten zouden daarbij ook de journalisten en fotografen bedreigd hebben. Bovendien zijn er heel wat aanmerkingen te maken bij de beslissing van de politie om op een metroperron te chargeren, met alle gevaar van dien.

Volgens de aanwezige journalisten was er bij de agenten commentaar te horen over de steekpartij in het metrostation Beekkant, waarbij een extremist uit Parijs twee agenten met een mes aanviel. De politie associeerden de jongeren die feitelijk tegen islambashing betoogden met de fundamentalist die hun twee collega's verwondde. Het incident roept vragen op over mogelijke anti-islamgevoelens bij onze politiediensten.

Deze verhalen baren dus zorgen. Ik heb de vorige minister van Binnenlandse Zaken al meermaals ondervraagd over disproportioneel politiegeweld tijdens manifestaties. Ofwel kreeg ik van de minister te horen dat het geoorloofd was ofwel dat de ontsporing een alleenstaand geval was. Ik vraag mij af wat er nog moet gebeuren en hoeveel vragen ik nog moet stellen vooraleer de minister beseft dat er misschien meer aan de hand is. De visie op en de stijl waarin dergelijke manifestaties worden benaderd, tonen aan dat er iets grondig scheelt aan de normen die gelden bij de politie.

Graag antwoord op volgende vragen:

1) Hoe evalueert de minister de politie-inzet bij de manifestaties aan het metrostation Troon? Beval zij een grondig onderzoek? Heeft zij de verantwoordelijke politieofficieren daarover geconvoceerd en ondervraagd? Kan zij mij haar verslag van de feiten geven? Hoe hebben de politiediensten die actie zelf geëvalueerd en met welk resultaat? Beoordeelt zij het door de politie gebruikte geweld als noodzakelijk en proportioneel?

2) Deelt de minister mijn opvatting dat indien blijkt dat de politie zwaar over de schreef is gegaan, de feiten de meest doortastende en afwijzende reactie vergen om een precedent te voorkomen? Bevestigt zij mijn mening dat alle politieagenten in ons land er zich meer dan ooit bewust van moeten zijn dat ze, wat het uitoefenen van geweld betreft, bij elke overtreding zeer scherp geobserveerd en gestraft worden?

3) Flagrante gevallen van politiegeweld lijken zich steeds voor te doen tijdens manifestaties. Heeft de minister daar een verklaring voor en trekt ze daaruit gevolgen voor een beter en vooral meer mensenrespecterend beleid? Hoe staat zij tegenover het idee om een onafhankelijk waarnemer mee te sturen tijdens manifestaties om te verzekeren dat alles ordentelijk verloopt en die kan rapporteren bij onregelmatigheden? Zal zij een voorstel in die zin steunen of dat zelf operationaliseren?

Antwoord ontvangen op 24 december 2012 :

Volgens het rapport van de korpschef van de lokale politie Brussel Hoofdstad/Elsene luidde de door de burgemeester gegeven opdracht aan de politiediensten om de confrontatie tussen de betogers van de Parti Populaire (PP) en de tegenbetogers van de antifascistische beweging te vermijden om zodoende de veiligheid van iedereen te garanderen.

De politiediensten hadden zich gepositioneerd ter hoogte van de Waterloolaan om de doortocht van de tegenbetogers te verhinderen.

Die laatste hebben dientengevolge een geforceerde mars aangevat door de wijken van Elsene om het politiedispositief te omzeilen en in contact te komen met de betogers van de PP en Natie die intussen waren aangekomen aan het Troonplein.

Gezien de duidelijke wil van de tegenbetogers om hun doel te bereiken, werd het bevel gegeven om die personen af te zonderen.

De tegenbetogers die de metro waren binnen gedromd om aan het maneuver te ontsnappen, hebben zich op het perron afgezonderd.

Een deel van die betogers – sommige onder hen waren gemaskerd – hebben zich naar de politieagenten gericht en hen uitgescholden.

Aangezien de metro een gevaar vormde voor zowel de politieagenten als voor de betogers, werd het bevel gegeven om de betogers zo vlug mogelijk tegen de muur van het station af te zonderen.

De betogers, die in het bezit waren van houten en aluminium stokken, waren zeer nerveus en wilden de bevelen niet opvolgen. Zij moesten met schilden worden teruggeduwd en twee onder hen hebben zich hevig verzet.

Er moest geweld worden gebruikt om hen in toom te houden en één betoger raakte lichtgewond in het gelaat. Die feiten maken het voorwerp uit van gerechtelijke processen-verbaal wegens opstandigheid bestemd voor het Parket van Brussel.

Negenentwintig personen werden administratief aangehouden.

De dienst 100 werd ter plaatse gevraagd in de Montoyerstraat voor een betoger die onwel was geworden (meegenomen naar het Sint-Pietersziekenhuis).

Achtentwintig personen werden meegenomen naar het Verzamelcentrum voor aangehouden personen (VCAP) in de Géruzetkazerne. Ze werden allemaal vrijgelaten voor 15.00 uur.

De betoger die gewond raakte in het gelaat tijdens de tussenkomst in de metro Troon, werd vanuit het Verzamelcentrum voor aangehouden personen geëvacueerd naar het ziekenhuiscentrum van Elsene.

Naar aanleiding van de verklaringen in de pers vanwege de groeperingen die de tegenbetoging hadden georganiseerd, volgens dewelke zij klachten gingen indienen, blijkt:

Tot slot, had de burgemeester van Brussel een evaluatie bevolen van de operationele tussenkomst.

De intrinsieke gevaarlijkheidsgraad van een interventie op het perron van een metrostation heeft de lokale politie van Brussel immers aangezet om op die plaats iedere wijze van interventie met de grootste omzichtigheid te overwegen.

Er zullen verbeterpistes worden bestudeerd in samenwerking met de spoorwegpolitie die in dit opzicht een bijzondere expertise bezit. Afgezien daarvan blijft een interventie in de metro een uitzondering en een “ultima ratio” maatregel.

Voor de gevraagde gegevens i.v.m. de klachten voor politiegeweld nodig ik het geachte lid uit om de gepubliceerde verslagen van het Comité P te raadplegen.