Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6519

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 18 juni 2012

aan de minister van Justitie

Nederland - Gedetineerden - Strafuitvoering - Gestructureerd perspectief - Vooraf bekend traject

Nederland
strafstelsel
gedetineerde
reclassering
voltrekking van de straf
voorwaardelijke invrijheidstelling

Chronologie

18/6/2012Verzending vraag
12/11/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6519 d.d. 18 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een van de wezenlijke problemen in het Belgische beleid met betrekking tot gedetineerden, is het ontbreken van een gestructureerde carričre. Gedetineerden belanden na hun veroordeling in de gevangenis om hun straf uit te zitten. Daarbij kan een systeem van voorlopige invrijheidsstelling (Wet Lejeune) werkzaam worden nadat een bepaald deel van de straf werd uitgezeten. De effecten van deze wet zijn zeker positief, vooral in de tijd die gevangenen uitzitten voorafgaand aan het eerste moment van een mogelijke voorlopige invrijheidsstelling. Maar het krijgen van deze voorlopige invrijheidsstelling is en blijft een gunst die afhangt van vele factoren, onder andere het gedrag van de gedetineerde, maar zeker ook de kansen op re-integratie. In dat verband spelen ook actoren zoals de psychosociale dienst een belangrijk rol bij het hoopvol vervolledigen van het dossier. Naast de hoopvolle kant, vertoont dit systeem ook een probleemzijde. Zo wordt er in de periode voorafgaand aan de eerste vraag voor een voorlopige invrijheidsstelling quasi niets geďnvesteerd in de begeleiding van de gedetineerde. Het systeem schiet pas in gang als het eerste mogelijke aanvraagmoment nadert. Als de gedetineerde na een eerste en volgende aanvragen geen voorlopige invrijheidstelling verkrijgt, dan verwordt dit systeem tot een hel, want dan verdwijnen er steeds meer perspectieven en komen er snel moedeloosheid en depressies. Het feit dat men in dit systeem ook altijd teruggrijpt naar de gedetineerde zoals hij was op het moment van zijn strafbaar gedrag, gaat ook voorbij aan de evolutie die hij als mens maakte in die vele jaren van zijn detentie.

Blijkbaar wordt er in Nederland gewerkt met een ander concept, waarbij elke veroordeelde uitzicht heeft op een vooraf bekend traject. Dit zou beginnen met een eerder streng regime en naarmate de tijd vordert en de gedetineerde zich behoorlijk gedraagt, maakt hij overgangen naar steeds vrijere systemen waardoor hij ook alsmaar meer wordt voorbereid op een re-integratie. Een voorlopige invrijheidsstelling zou dan een bepaalde fase in dit traject zijn. De voorspelbaarheid van dit concept geeft gedetineerden een reële hoop, waarbij ze niet afhangen van toeval, een goed gesternte en hun persoonlijk sociaal kapitaal.

Hierover de volgende vragen:

1) Op welke wijze behandelt Nederland zijn veroordeelde gevangenen? Biedt dit systeem voordelen in vergelijking met de Belgische aanpak, onder andere op het vlak van voorspelbaarheid en het realistisch karakter van het perspectief voor de gedetineerde?

2) Welke aspecten van deze buitenlandse aanpak zijn voldoende veelbelovend om in de Belgische aanpak over te nemen?

3) Op welke wijze en wanneer zal de geachte minister deze verbeteringen in ons systeem invoeren, zowel door heel concrete beslissingen en beslissingen over de praktijk als door meer fundamentele wijzigingen?

Antwoord ontvangen op 12 november 2012 :

Overeenkomstig artikel 69 – 2c van het Reglement van de Belgische Senaat zijn vragen die "gericht zijn op het verkrijgen van documentatie of louter statistische inlichtingen" niet ontvankelijk.

Daar uw vraag voornamelijk gericht is op het verkrijgen van documentatie over de behandeling van veroordeelde gedetineerden in Nederland, wordt zij dan ook als onontvankelijk beschouwd.