Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6447

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 12 juni 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Democratische Republiek Congo - Oost-Congo - Rwanda - Dubieuze rol - Inmenging - Verenigde Naties - Beleid

Democratische Republiek Congo
Rwanda
ontwikkelingshulp

Chronologie

12/6/2012Verzending vraag
16/7/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6447 d.d. 12 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Al enkele weken wordt Oost-Congo opnieuw geteisterd door geweld, met veel dodelijke slachtoffers en tienduizenden intern verplaatste personen en vluchtelingen als gevolg. Een vertrouwelijk rapport van de Verenigde Naties (VN), dat de BBC kon inkijken, beschuldigt Rwanda ervan Rwandezen te rekruteren en op te leiden om de rangen van de Congolese rebellen in Oost-Congo te versterken. Rwanda ontkent uiteraard in alle toonaarden.

Nochtans kent de inmenging van Rwanda in (Oost) Congo reeds een lange geschiedenis. Rwandese troepen waren massaal aanwezig bij de twee Congo-oorlogen. Sedertdien is het Rwandese leger, zichtbaar of clandestien, geregeld militair aanwezig. Al zestien jaar speelt Rwanda in Oost-Congo hetzelfde vuile spel.

Door de steun aan rebellenbewegingen in Oost-Congo saboteert Kigali de aartsmoeilijke opdracht om in Congo weer een minimale staat op te bouwen. In plaats van mee te werken aan het stabiliseren van de grote buur, realiseert Rwanda de eigen geopolitieke ambities en plundert het de natuurlijke rijkdommen van Congo. Dat is een gedeeltelijke verklaring voor de aanzienlijke economische groei van dit land.

Ook al stellen talrijke rapporten van de VN en niet-gouvernementele organisaties al jaren de voortdurende Rwandese inmenging vast, het regime van Kigali blijft hierover schaamteloos liegen. Desondanks blijft Rwanda een "donor darling" van de Westerse landen. Rwanda staat op de tweede plaats in de Belgische ontwikkelingshulp. België is daarmee ook één van de belangrijkste donoren in Rwanda.

Het wordt tijd dat men deze hefboom aanwendt om Rwanda op het matje te roepen. Deze aanpak heeft in 2008 zijn nut al bewezen toen Rwanda Laurent Nkunda liet vallen nadat Nederland en Noorwegen alle hulp naar het land stopzetten.

Hierover de volgende vragen:

1) België is zelf sterk aanwezig in Rwanda en (Oost-) Congo en is dus ongetwijfeld goed op de hoogte. Kent de minister dit recente VN-rapport, waarin Rwanda weerom wordt beschuldigd van een sterke betrokkenheid in het veroorzaken van de instabiliteit in Oost-Congo? Is hij op de hoogte van de vele andere rapporten van de verschillende ngo's die aanwezig zijn op het terrein? Kan hij deze beschuldigen bevestigen en staven?

2) Heeft de minister de Rwandese autoriteiten hieromtrent reeds aangesproken? Zo ja, op welke wijze en met welk resultaat? Zo neen, waarom niet en plant hij dit alsnog te doen?

3) De betrokkenheid van Rwanda in Oost-Congo is, de vele diplomatieke inspanningen ten spijt, al een tiental jaar aan de gang. Gaat de minister ermee akkoord dat het hoog tijd wordt voor België en de internationale gemeenschap om hier dwingender op te treden? Beaamt hij mijn opvatting dat de internationale gemeenschap via de enorme donorbedragen over een uitstekende hefboom beschikt om hier daadwerkelijk iets aan te doen? Is hieromtrent overleg met de andere grote donoren? Is België bereid om dit aan te kaarten en een initiatief te nemen? Overweegt de minister de hulprelatie met Rwanda te herzien indien Rwanda dit vuile spel in Congo blijft spelen ?

Antwoord ontvangen op 16 juli 2012 :

1) Ik ben op de hoogte van het bestaan van het MONUSCO-verslag dat u aanhaalt. Het betreft een interne MONUSCO verslag (niet beschikbaar voor derden) en is gebaseerd op de getuigenissen van deserteurs.

Inmiddels is verschenen een ander Verenigde natie (VN)-document, met name het addendum bij het tussentijds verslag van de Deskundigengroep van de Verenigde Naties over de Democratische republiek Congo (DRC). Dit document levert de resultaten van een onderzoek, over schendingen door Rwanda van resolutie 1807 (2008) inzake het sanctieregime en het wapenembargo in de DRC. Wij analyseren thans de inhoud van dit document, maar als de schendingen van resolutie 1807 worden bevestigd, dan dient de Veiligheidsraad te beslissen over passende acties.

We hebben ook met aandacht kennis genomen van het perscommuniqué van Human Rights Watch, dat zeer kritisch is over de rol van de Rwandese autoriteiten. Al deze aanwijzingen van Rwandese steun aan de M23 zijn uiteraard zeer zorgwekkend.

2) Vorige week had ik in Brussel een ontmoeting met mijn Rwandese ambtgenote Louise Mushikiwabo. Ik zei haar dat wij zeer verontrust zijn over de berichten dat Rwanda steun zou verlenen aan de M23. Ik herinnerde eraan dat België en zijn partners van de internationale gemeenschap de onmiddellijke stopzetting eisen van alle steun aan de M23 en dat we vragen aan Rwanda, die beweert dat het geen deel uitmaakt van het probleem, om ten minste deel te nemen aan een oplossing. Voorts heb ik opgeroepen tot een dialoog tussen de Rwandese en Congolese autoriteiten wat dit dossier betreft. De voorbije weken ondernam onze ambassade in Kigali trouwens verschillende stappen bij de Rwandese autoriteiten om hen onze belangrijkste boodschappen over te brengen.

Rwanda benadrukt dat het geenszins steun verleent aan de rebellen. De Rwandese regering nodigde overigens de deskundigen van de Sanctiecommissie van de VN uit naar Kigali om samen te overleggen over de gegevens in het addendum bij hun tussentijds verslag en over hun conclusies. Meer dan ooit achten wij een open en transparante dialoog tussen Rwanda, de DRC en de internationale gemeenschap noodzakelijk om deze crisissituatie te kunnen oplossen.

3) Ik ben zeer bezorgd over de recente ontwikkelingen in het Oosten van de DRC en vooral over de impact van deze gebeurtenissen op de burgerbevolking en de nieuwe humanitaire catastrofe in deze fel geteisterde regio. Wij veroordelen de muiterij van een aantal militairen die vroeger deel uitmaakten van het Congolese leger en nu actief zijn onder de naam “M23”. Het verder zetten van de dialoog en de samenwerking met DRC en de versterking van de relaties tussen de DRC en Rwanda zijn essentieel voor de stabiliteit in de regio en voor de duurzaamheid van de inspanningen inzake ontwikkelingssamenwerking. In overleg met de minister van Ontwikkelingssamenwerking kan ik stellen dat maatregelen op Ontwikkelingssamenwerking momenteel niet aan de orde zijn, maar dat de situatie op de voet wordt gevolgd. De toestand wordt besproken in verschillende internationale fora.