Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6403

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 1 juni 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Ziekte van Chagas - Mogelijke dreiging - Tropisch Instituut - Stand van zaken - Preventie

tropische ziekte
infectieziekte
voorkoming van ziekten
Instituut voor Tropische Geneeskunde

Chronologie

1/6/2012Verzending vraag
19/11/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6403 d.d. 1 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Diverse deskundigen, onder andere het Tropisch Instituut, waarschuwen voor de oprukkende ziekte van Chagas. Afkomstig uit Zuid-Amerika kan deze ziekte, verwekt door een parasiet, hard toeslaan met de dood als gevolg. Degenen die de ziekte overleven zouden decennialang de parasiet met zich meedragen. De symptomen beginnen klassiek zoals voor elke infectie, maar uiteindelijk zwellen de organen tot ze exploderen.

Infecties in Europa verlopen blijkbaar enkel door bloedtransfusies of bij de geboorte indien de moeder de parasiet draagt, maar in een ruime Zuid- en Midden-Amerikaanse perimeter wordt de parasiet door onder andere bedwantsen overgedragen. In sommige middens gewaagt men van een nieuwe aids.

Hierover de volgende vragen:

1) Zijn er momenteel al gevallen van besmetting door de ziekte van Chagas in België bekend?

2) Hoe ernstig schat de minister de bedreiging door de ziekte van Chagas in en in welke mate kan deze ziekte in de toekomst ernstige gevolgen hebben voor onze volksgezondheid?

3) Op welke wijze kan onze gezondheidszorg zich tegen deze ziekte wapenen, zowel in ons land als ten opzichte van mensen die vanuit de natuurlijke habitat van deze infectie in ons land belanden (na reizen, immigratie enzovoort)?

4) Moet er in verband met de informatie en preventie hieromtrent geen overleg en synergie ontstaan met de gemeenschappen?

Antwoord ontvangen op 19 november 2012 :

Noot vooraf – niet de kosmopoliete bedwants is de overdrager, maar een aparte soort wants die enkel in het tropische en subtropische gedeelte van het Amerikaanse continent voorkomt. Door de intense bestrijding van deze wants in het kader van controleprogramma’s op vele plaatsen is het aantal dragers van de Chagas-parasiet (Trypanosoma cruzi) de laatste 20 jaar in Latijns-Amerika van meer dan 20 miljoen tot minder dan 10 miljoen gedaald.

1. Sinds 1994 werden er 20 gevallen van infectie met Trypanosoma cruzi (de verwekker van de ziekte van Chagas) in België gediagnosticeerd (in het laboratorium van het ULB en van het ITG): 17 gevallen waren migranten uit Latijns-Amerika (Brazilië, n=7 ; Bolivië, n=5 ; Ecuador, n=3 ; Paraguay, n=1 en Chili, n=1) en 3 waren Belgische reizigers (met frequente verblijven in Centraal-/Zuid-Amerika). Een derde van de patiënten waren symptomatisch (met cardiale of intestinale klachten) op het moment van de diagnose. Tot nu toe zijn er geen gevallen van besmetting via bloedtransfusie of via congenitale weg in België gerapporteerd.

2. België is niet endemisch voor de wants die de vector is van de ziekte van Chagas.

Het enige risico op besmetting is via bloedtransfusie of orgaantransplantatie (bloed of orgaan gegeven door asymptomatische dragers van T. cruzi van Latijns-Amerikaanse Oorsprong dit wil zeggen geboren in endemische landen) of via moeder-kind-transmissie (risico van congenitale Chagasziekte door een besmette Latijns-Amerikaanse moeder tijdens zwangerschap/bevalling). Het risico blijft dus beperkt tot

1.     de Latijns-Amerikaanse gemeenschap in België (besmet in hun land van herkomst) ;

2.     tot de kinderen van (niet gescreende) Latijnse-Amerikaanse moeders ;

3.     en tot (Belgische) personen die aan bloed/orgaan van (niet-gescreende) Latijns-Amerikaanse donoren blootgesteld zouden worden.

Het aantal Latijns-Amerikaanse migranten werd in 2006 op ongeveer 30 000 ingeschat met bovendien waarschijnlijk ongeveer 15 000 illegalen (Pr. Yves Carlier et al., Euro Surveill 2011). Van 2000 tot 2009 werden ongeveer 500 kinderen uit Latijns-Amerika geadopteerd. Grove schattingen leiden – in het slechtste geval – tot ongeveer 600 à 900 (niet-gediagnosticeerde) mogelijke dragers van T. cruzi in ons land.

3. De beste preventie is een systematische serologische screening (dit wil zeggen bepaling van antistoffen in het bloed) van Latijns-Amerikaanse migranten (rekening houdend dat het risico van besmetting binnen de Zuid-Amerikaanse regio ook sterk verschilt van land tot land van gebied tot gebied –ruraal versus stedelijk). Er is voorlopig geen systematische serologische screening voor Latijns-Amerikaanse migranten (maar wel een “ad hoc” strategie in vele reisklinieken, ook voor mogelijk blootgestelde reizigers). In Vlaanderen is op 1 juli 2012 een systematische screening gestart van bloedgevers die in risicovolle omstandigheden verbleven in Latijns-Amerikaanse landen en van Latijns-Amerikaanse bloedgevers, die verder voldeden aan de selectiecriteria voor bloed geven (via het Rode Kruis). In Wallonië en Brussel wordt er niet gescreend, maar mogen Latijns-Amerikaanse bloedgevers geen bloed geven en worden ook reizigers tijdelijk uitgesloten. Er zijn geen positieve resultaten vastgesteld sinds de start van de screening. Er bestaat ook een screening van de Latijns-Amerikaanse zwangere vrouwen tijdens prenatale consultaties via de gynaecologen die voor deze problematiek alert zijn (maar waarschijnlijk niet systematisch in elke materniteit).

4. Zoals door de WGO aanbevolen (Euro Surveill 2011) zouden eerst epidemiologische (serologische) studies uitgevoerd moeten worden bij verschillende doelgroepen (1. screening van Latijns-Amerikaanse migranten en bloed-/orgaandonoren; 2. screening van de zwangere Latijns-Amerikaanse vrouwen in de materniteiten en 3. eventueel ook van alle gemeenschappen van Latijns-Amerikaanse migranten). Dit zou toelaten het probleem te kunnen kwantificeren, maar vraagt de alertheid & medewerking van alle bloedtransfusiecentra en van de huisartsen/gynaecologen. Eens de diagnose gesteld is, gebeurt de verdere diagnostische en klinische aanpak en de behandeling in gespecialiseerde centra (geneesmiddelen zijn verder weliswaar beschikbaar via een speciaal programma van de WHO in Geneva, maar vergen omwille van de nevenwerkingen een specialistische aanpak).