Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6364

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 mei 2012

aan de minister van Werk

Het aantal inspecteurs bij de afdeling Toezicht welzijn op het werk

arbeidsongeval
arbeidsveiligheid
arbeidsinspectie

Chronologie

31/5/2012Verzending vraag
31/7/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2292

Vraag nr. 5-6364 d.d. 31 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het Federaal Actieplan voor de Reductie van Arbeidsongevallen (FARAO) uit 2004 verbond de overheid zich ertoe om alle vertrekkende inspecteurs te vervangen en het corps met veertien inspecteurs van niveau A te uit te breiden. Sindsdien bekleedden heel wat excellenties het ministerambt van Arbeid. Elke minister beëindigde zijn of haar ambtsperiode met minder inspecteurs dan bij de aanvang ervan. Ik put die informatie uit het dossier Arbeidsongevallen van het ACV. In 2010 bereikte het aantal een historisch dieptepunt van 155 inspecteurs, terwijl het beloofde aantal 177 bedroeg.

De slagkracht van de inspecteurs is onthutsend - cynici zouden zeggen hilarisch. Zo is er de indrukwekkende verhouding van één inspecteur verantwoordelijk voor het toezicht op de arbeidsomstandigheden van 25.290 werknemers, met gemiddeld één inspectiebezoek om de 21 jaar. Elke ambtenaar-inspecteur, actief op het terrein, staat in voor 1.884 ondernemingen.

Hoe evalueert en apprecieert de minister de cijfers en verhoudingen uit het ACV-rapport? Beaamt ze dat de situatie niet echt veel waarborgen op veilige, verantwoorde arbeidsomstandigheden biedt? Bevestigt de minister dat heel de rits voorgangers hun ministerpost verliet met minder inspecteurs dan op het moment van hun aantreden? Hoe zal de minister het aantal inspecteurs uitbreiden? Kan zij waarborgen dat het korps van veld-inspecteurs de omvang zal krijgen die in het FARAO van 2004 werd beloofd?

Antwoord ontvangen op 31 juli 2012 :

Op dit ogenblik zijn er bij de arbeidsinspectie (Toezicht Welzijn op het Werk) 188 personeelsleden met inspectiebevoegdheid. Het door u aangegeven cijfer van 155 vermeldt niet de inspecteurs van de afdeling scheikundige risico’s (zogenaamd “Seveso”) met inbegrip van het laboratorium voor industriële toxicologie, en evenmin de leidinggevenden die over de volle inspectiebevoegdheid beschikken.

In vergelijking met de norm van de Internation Labour Organisatiion (ILO) en de Europese studies komt ons aantal inspecteurs er op het eerste gezicht, slecht uit. Maar vanuit het standpunt van de bescherming van het welzijn van de werknemers –daarover gaat het immers- gaat die vergelijking niet op om twee redenen:

  1. In de Europese vergelijking tellen de landen die een inspectiedienst hebben die zowel de sociale wetten en het welzijn behandelen, alle inspecteurs onder de categorie “welzijn” mee, ook al zijn het bijvoorbeeld juristen die niet steeds de passende know-how hebben om de preventie van beroepsrisico’s te beoordelen. En in landen die over een inspectiedienst specifiek voor veiligheid en gezondheid beschikken, worden doorgaans enkele taken van sociale wetgeving (zoals controles van de arbeidstijd) verricht door de inspecteurs, die daardoor minder tijd besteden aan veiligheid en gezondheid.

  2. Ook wanneer men de vergelijking maakt met internationale normen mag men geen appels met peren vergelijken. Ons land kent een systeem van Interne en Externe Preventiediensten. Alleen al in de Externe Diensten werken naast vele andere medewerkers, 1 465 hooggekwalificeerde preventieadviseurs, waaronder 1 041 arbeidsgeneesheren, 185 ingenieurs, 137 psychologen. 20 000 bedrijven in ons land beschikken over een interne preventieadviseur andere dan de werkgever. De meeste hebben een bijzondere opleiding niveau 1, niveau 2 of niveau 3 genoten. Dat systeem wordt mede gestuurd door de sociale partners en vindt zijn gelijke niet in andere landen. Ook al die mensen zijn, weliswaar zonder politionele bevoegdheid, dagelijks op de werkvloer. Hun activiteiten zijn weliswaar voor heel wat verbeteringen vatbaar. Daar maak ik dan ook werk van. In de Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) brochure die u citeert werd van al deze mensen nergens melding gemaakt, en dat betreur ik.

Toch wordt al een tijd gestreefd naar meer inspecteurs.

Er is tot nog toe een probleem geweest met de aanwervingsprocedure van personeelsleden, zowel wat bijkomende personeelsleden betreft als de vervanging van personeelsleden die met pensioen gaan. De procedure voor vervanging van een gepensioneerde mag maar in gang gezet worden na diens oppensioenstelling. Die procedure via Selor duurt gemiddeld 52 weken. Door een recente beslissing op de ministerraad is deze duur herleid tot twaalf weken. Dit is belangrijk voor de arbeidsinspectie (Toezicht Welzijn op het Werk) omdat er sedert enkele jaren een grote uitstroom aan de gang is. Er werden immers veel inspecteurs aangeworven na de brand van de Innovation in Brussel in 1967. Daarnaast is er binnen de federale overheid een jarenlange aanwervingsstop geweest. Dit alles samen verklaart dat men bij het versterken van de arbeidsinspectie sedert enkele jaren achter de feiten aanliep, ook al zijn ze minder karikaturaal dan ze in de ACV brochure werden voorgesteld.

In het kader van de strijd tegen de sociale fraude en de hoofdelijke aansprakelijkheid werd op de Ministerraad beslist om de nodige kredieten vrij te maken, zowel personeels- als werkingskredieten, om dertien bijkomende inspecteurs niveau A1 bij de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk aan te kunnen werven. Intussen is de procedure op mijn departement, met o.a. het opstellen van de functieomschrijving, opgestart, om effectief een wervingsexamen te kunnen organiseren.

Toch blijft er een probleem van aanwerving van hooggekwalificeerde deskundigen zoals artsen. Dit heeft te maken met de schaarste van artsen en de loonvoorwaarden. Hierover zal ik het probleem aankaarten bij de staatsecretaris voor ambtenarenzaken.