Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6242

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 11 mei 2012

aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Mensen met beperkingen - Quotum voor de overheid - Beleid - Actieplan - Betrekken middenveld

gehandicapte
overheidsapparaat
faciliteiten voor gehandicapten
werknemer met een beperking

Chronologie

11/5/2012Verzending vraag
26/6/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6242 d.d. 11 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het quotum voor de overheid om mensen met een beperking als personeelslid aan te trekken ligt op 3 %. Momenteel behaalt de federale overheid 1,37 %, dus nog niet de helft van de gestelde norm. De belangenverdedigers van mensen met beperkingen noemen het beleid van deze overheid een "flop". Daarbij refereren ze niet enkel aan het niet behaalde quotum, maar beklemtonen ze ook het lage niveau van de jobs waarin de mensen met beperkingen uiteindelijk belanden. Op verantwoordelijke functies vindt men haast geen mensen met beperkingen. In een reactie op deze vaststellingen reageerde de staatssecretaris met de belofte om meer in te zetten op aangepaste werkplaatsen.

Hierover de volgende vragen:

1) Kan de staatssecretaris een lijst van concrete, tastbare maatregelen bezorgen waarmee hij zowel het percentage als het niveau van jobs voor mensen met beperkingen in de federale administraties zal verhogen?

2) Welke timing legt hij zichzelf op om de norm van 3 % te halen? Op welk moment wil hij daarop worden afgerekend?

3) Zal hij bij zijn beleid ter zake een beroep doen op de knowhow van het gespecialiseerde middenveld? Hoe, wanneer en met wie zal hij deze aanpak concretiseren? Wanneer kan hij hierover verslag uitbrengen?

Antwoord ontvangen op 26 juni 2012 :

1. In haar evaluatieverslag 2009 heeft de Begeleidingscommissie voor de aanwerving van personen met een handicap (BCAPH) in het federaal openbaar ambt) inderdaad de oververtegenwoordiging van personen met een handicap in niveau C en D aangetoond. Volgens de laatste gegevensinzameling (personeelssituatie op 31 december 2011) door de BCAPH oefende 9,77 % van de medewerkers met een handicap een functie uit van niveau A, 14,42 % een functie van niveau B, 30,46 % een functie van niveau C en 45,35 % een functie van niveau D. Aangezien er minder functies van niveau D zijn dan vroeger, zal de representativiteit van medewerkers met een handicap in de hogere niveaus zich geleidelijk manifesteren via de door Selor georganiseerde selecties. Er werden bovendien al concrete maatregelen genomen om met de verenigingssector samen te werken. Behalve de verspreiding via de klassieke rekruteringskanalen kondigt Selor de vacatures aan via de diversiteitskanalen, waaronder verenigingen van personen met een handicap. Het DG Organisatie- en Personeelsontwikkeling van de Federale Overheidsdienst (FOD) Personeel en Organisatie organiseert voor de HR-verantwoordelijken van de federale organisaties sensibiliseringssessies rond het thema handicap. De BCAPH recommandeert overigens om de bestaande initiatieven en het werken met partnerships tussen de verschillende actoren (organisaties, Selor, verenigingssector,...) te versterken. De communicatie naar scholen van het buitengewoon onderwijs moet ook worden versterkt.

2. Het feit dat de federale organisaties het quotum van 3 % niet bereiken, kan niet gewoon door het gebrek aan inspanningen om personen met een handicap aan te werven worden verklaard. Het bereiken van het quotum hangt af van verschillende factoren, van structurele belemmeringen, zoals de overeenstemming van de vacante functies met de profielen van de beschikbare kandidaten, de mobiliteit van de personen met een handicap, het onderwijs en het kwalificatieniveau van de personen met een handicap, de realisatie van de verplichte voltijdse (statutaire) stage, de afstemming van het werk met de regionale fondsen, de kwestie van de werkloosheidsvallen,..

In die context is het niet evident om een precieze timing te geven. Bovendien is de situatie in elke federale organisatie anders. Voor een organisatie van 5 000 personen is het bereiken van het quotum niet dezelfde uitdaging als voor een organisatie van vijftien personen. Toch hebben die verschillen een grote impact op het globale tewerkstellingscijfer van personen met een handicap.

3. In de verschillende projecten die mijn administratie en de federale administraties leiden, wordt vaak een beroep gedaan op de verenigingssector. Zo heeft de FOD P&O de brochure “Onthaal en integratie van een medewerker met een handicap of een chronische ziekte” opgesteld in samenspraak met experts inzake handicap (l’AWIPH, de VZW Plain-Pied, de VZW Surdimobil, AFrAHM, de Brailleliga, Gebruikersoverleg en Steunpunt Handicap en Arbeid, Vlaams Patiëntenplatform vzw, Inclusie Vlaanderen VZW). De organisatie van sensibiliseringssessies rond handicap, acties die in 2010 zijn georganiseerd en in 2012 worden hernomen, gebeurde in overleg met de partners uit het verenigingsleven (de VZW Horizon 2000 en Empower VZW). Bovendien werd de opvolging van het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap aan de FOD Sociale Zekerheid toevertrouwd. Die federale en interfederale coördinatie heeft onder andere als doel de verenigingen van personen met een handicap te raadplegen.