Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6240

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 11 mei 2012

aan de minister van Landsverdediging

Militairen - Afkeuring wegens psychologische problemen - Evolutie - Maatregelen

krijgsmacht
militair personeel
vervroegd pensioen
officiële statistiek

Chronologie

11/5/2012Verzending vraag
21/6/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6240 d.d. 11 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag 5-4932 geeft de minister cijfers met betrekking tot het aantal verklaringen van ongeschiktheid door de Militaire Commissie (in beroep) voor Geschiktheid en Reform voor militairen jonger dan 30 jaar. De minister vermeldde daarbij ook de criteria voor medische geschiktheid die daarbij werden aangewend. Vooral het hoge aantal psychiatrische aandoeningen valt op, jaarlijks goed voor meer dan de helft van het aantal criteria voor medische geschiktheid waar de Commissie zich op baseert.

Hierover volgende vragen:

1) Hoeveel militairen - alle leeftijden - werden het afgelopen jaar door de bevoegde commissies ongeschikt verklaard wegens psychologische problemen? Kan de minister dit cijfer ook opdelen volgens kandidaat-militairen en het actieve kader?

2) Hoeveel militairen die terugkeren van een buitenlandse missie werden nadien, in de periode 2006-2011, afgekeurd wegens psychologische problemen? Liggen deze aantallen - relatief - veel hoger dan wat doorgaans vastgesteld wordt voor het geheel van de strijdkrachten? Kan de minister dit duiden en kunnen hier beleidsconclusies uit worden getrokken?

3) Bestaan er verbanden tussen een medische ongeschiktheidsverklaring wegens psychologische problemen en de functie en/of de component van de strijdkrachten waarin men opereert?

4) Hebben deze vaststellingen tot bijzondere maatregelen geleid, zowel bij de rekrutering als bij de vorming en begeleiding van de militairen?

Antwoord ontvangen op 21 juni 2012 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

Ik verwijs het geachte lid naar mijn antwoord op de parlementaire vragen nr. 15 (QRVA 53.050 van 23 januari 2012) en nr. 192 (QRVA 53.040 van 22 juli 2011) van de heer volksvertegenwoordiger Bert Maertens.