Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6202

van Fabienne Winckel (PS) d.d. 4 mei 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Belastingen - Onmiddellijke inning wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn - Misbruik - Bepaling van de “gevarencriteria” - Eventuele vergoeding van de belastingplichtige

inning der belastingen
rechtsmiddel

Chronologie

4/5/2012Verzending vraag
11/6/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6202 d.d. 4 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

Krachtens artikel 413 van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 (CIR 92), moeten belastingen betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Alinea 2 van die wettelijke bepaling voegt daar echter aan toe dat het volledige bedrag van de belastingen en voorheffingen zonder uitstel moet worden betaald indien de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn.

De rondzendbrief nr. CIR 14/438.580 van 14 februari 1992 preciseert dat de ontvanger de ingekohierde belasting onmiddellijk mag opeisen wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen. Het gaat om een weloverwogen administratieve handeling, die een bestaande juridische situatie wijzigt. Die eis moet dus worden gemotiveerd.

De ontvanger die de belasting onmiddellijk opeisbaar maakt, moet de belastingplichtige daarvan schriftelijk op de hoogte brengen op de dag van zijn beslissing. Die kennisgeving moet uitdrukkelijk de wettelijke basis bevatten, alsook alle feitelijke elementen waarop de ontvanger zich gebaseerd heeft om te besluiten dat de rechten van de Schatkist in gevaar zijn. Het moet om concrete elementen gaan.

De administratie zou soms echter ten onrechte een beroep doen op de mogelijkheid de onmiddellijke betaling van een belasting te eisen.

Op welke elementen baseren de ontvangers zich om te concluderen dat de rechten van de Schatkist in het gedrang komen? Moet de ontvanger rekening houden met de reële lasten (leningen, onkosten voortvloeiend uit het onderhoud van het gezin en het familiebezit, alimentatieregeling, schuldenregelingen,...) wanneer hij beslist dat de rechten van de Schatkist in het gedrang komen? Kan een belastingplichtige een vergoeding eisen als hij ten gevolge van de onmiddellijke inning van de belasting niet meer in staat is om de facturen te betalen die onontbeerlijk zijn voor een behoorlijk leven (bijvoorbeeld : facturen van elektriciteit, water,...)?

Antwoord ontvangen op 11 juni 2012 :

Het enige criterium waar de ontvanger bij zijn motivatie in feite moet op toezien is het bestaan van een risico voor de invordering van de fiscale schuld. De ontvanger kan en zal enkel de feitelijke elementen aanhalen die een verband houden met dit criterium. Het betreft dus de tastbare elementen die, in de context van een bepaald invorderingsdossier, een afdoende motivering moeten mogelijk maken, in die zin dat er een voldoende proportionaliteit moet aanwezig zijn tussen de aangehaalde motivering en de belangrijkheid van de beslissing. Een ontwerp van een hypothecaire lening waarvan de werkelijk bijkomende te dragen lasten door de belastingschuldige hoger zijn dan zijn financiële middelen, kan een voorbeeld zijn dat door de ontvanger kan worden aangehaald, uiteraard rekening houdend met alle andere elementen van het dossier.

De belastingschuldige beschikt over een verhaalsrecht zoals bepaald in artikel 413, derde lid, WIB 92. Aldus, wanneer de belastingschuldige betwist dat de rechten van de Schatkist in gevaar verkeren, wordt er over de betwisting uitspraak gedaan zoals in kort geding, door de beslagrechter van de plaats van het kantoor waar de belasting moet worden geïnd. Behalve in bijzondere gevallen, zet de ontvanger de vervolgingen niet verder tijdens een geding, teneinde alle schade in afwachting van de gerechtelijke beslissing te vermijden.

Niettemin, indien er werd overgegaan tot de onmiddellijke en effectieve invordering van de belasting en indien de belastingschuldige van oordeel is dat dit ten onrechte werd geëist, moet hij dit bewijzen. Indien hij een schadevergoeding wenst te verkrijgen, moet hij evenzeer, overeenkomstig het artikel 1382 van het Burgerlijk wetboek, de eventuele fout van de administratie, de schade en het oorzakelijk verband bewijzen tussen deze fout en de schade die hij zou hebben geleden.