Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6077

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 20 april 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee

Banken - Zichtrekening - Langdurige debetstand - Evolutie - Maatregelen

kredietinstelling
krediet
bankdeposito
kredietbeperking
schuldenlast
consumptief krediet
bescherming van de consument

Chronologie

20/4/2012Verzending vraag
29/5/2012Antwoord

Vraag nr. 5-6077 d.d. 20 april 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Veel consumenten staan voor een hoog bedrag in het rood bij hun banken. Banken doen luidens De Nederlandse Vereniging van Financieringsadviseurs (NVF) te weinig om dit probleem terug te dringen.

Het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft aan dat de gemiddelde geoorloofde debetstand 3800 euro per maand bedraagt. Het modale netto-inkomen bedraagt 1800 euro per maand. De afgelopen 5 jaar is de schuld in Nederland door rood staan opgelopen van 7,8 tot 10,1 miljard euro. Dat is een stijging van 29,5 procent.

Het is verontrustend dat de consument zoveel gebruik maakt van rood staan. Veel mensen weten niet dat zij tot 15 % rente betalen. Banken lijken roodstand niet te gebruiken waarvoor het is bedoeld. Die ontwikkeling staat haaks op het streven naar verantwoorde kredietverstrekking.

In dit kader had ik graag volgende vragen voorgelegd aan de minister:

1) Kunt u aangeven hoeveel de gemiddelde debetstand op zichtrekening bedraagt in ons land en dit respectievelijk de laatste drie jaar?

2) Kunt u aangeven of er ook in ons land een toename is van 29 % wat betreft de uitstaande schuld van consumenten door in het rood te staan bij hun bank? Beschikt u over totaalcijfers voor de laatste jaren en kunt u die vrijgeven?

3) Vindt u het aangewezen dat banken de consument meer systematisch wijzen op minder dure mogelijkheden om een krediet aan te gaan bij de bank waardoor de kosten minder oplopen? Kunt u concreet toelichten?

4) Kunt u aangeven hoe u de banken ertoe gaat aanzetten om repetitieve debetsaldo's op zichtrekeningen te laten omzetten in minder dure kredieten? Is een protocol aangewezen? Kunt u dat toelichten?

Antwoord ontvangen op 29 mei 2012 :

1) Noch de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, noch de Nationale Bank van België (Centrale voor Kredieten aan Particulieren), beschikt over cijfergegevens met betrekking tot debetstand op zichtrekeningen in België. Door een aanpassing van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP) aan de wetgeving inzake consumentenkrediet moeten geoorloofde debetstanden op een rekening sinds 2011 echter verplicht geregistreerd worden in de bestanden van de CKP. Voordien gold deze verplichting niet voor debetstanden voor een kredietbedrag lager dan 1 250 euro en terugbetaalbaar binnen een termijn van drie maanden.

2) Ook hiervoor zijn er geen cijfergegevens beschikbaar bij de FOD Economie of de Nationale Bank van België.

3) Het is mij niet duidelijk op welke minder dure kredietmogelijkheden het geachte lid doelt, aangezien de geoorloofde debetstand op een rekening – zeker wanneer ze binnen maximaal drie maanden aangezuiverd moet worden – doorgaans niet de duurste kredietvorm is.

Een geoorloofde debetstand op een rekening is een uitdrukkelijke kredietopening waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn rekening te boven gaan. Kredietovereenkomsten met geoorloofde debetstand worden gekwalificeerd als kredietopeningen en worden bijgevolg onderworpen aan de maximale jaarlijkse kostenpercentages (JKP’s). De kredietkosten die jaarlijks mogen worden aangerekend bij een geoorloofde debetstand worden bijgevolg wettelijk beperkt door maximale JKP’s. Dit in tegenstelling tot in Nederland, waar er slechts één wettelijk maximaal tarief bestaat.

In België liggen de maximale JKP’s voor kredietopeningen “zonder kaart” lager dan voor andere kredietvormen, waaronder kredietopeningen “met kaart”. Op een geoorloofde debetstand op een rekening zijn doorgaans deze lagere maxima voor de kredietopening ‘zonder kaart’ van toepassing. De kaart waarmee geld van de rekening kan worden gehaald is immers geen kaart die alleen gebruikt wordt om “in het rood te gaan”, zodat die kaartkosten meestal ook geen kosten van het krediet zijn. Alleen de kaartkosten die betaald moeten worden om gebruik te kunnen maken van het krediet maken deel uit van de kredietkosten.

Verder is de geoorloofde debetstand op een rekening doorgaans terugbetaalbaar binnen maximaal drie maanden, waardoor er in absolute bedragen juist minder interesten betaald worden (hoe vlugger het krediet wordt afgelost, hoe minder lang er interesten op het krediet kunnen worden aangerekend).

Een geoorloofde debetstand is in België dus niet per se het duurste krediet. Dit in tegenstelling tot de overige kredietopeningen die geen geoorloofde debetstanden op een rekening zijn.

Precies omdat elke soort kredietovereenkomst zijn voor-en nadelen heeft qua soepelheid, prijs, looptijd (…), is de wetgever reeds tegemoetgekomen aan de bekommernis van het geachte lid. Artikel 15 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (WCK), zoals gewijzigd door de wet van 13 juni 2010, bevat immers zowel een raadgevingsplicht, als een onthoudingsverplichting voor de kredietgever. De raadgevingsplicht eist van de kredietgever dat hij het krediet zoekt dat qua soort en bedrag het best is aangepast aan de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en aan het doel van het krediet. Daarnaast impliceert de onthoudingsverplichting dat de kredietgever geen kredietovereenkomst mag sluiten, indien hij niet redelijkerwijs kan aannemen dat de consument in staat zal zijn de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst na te komen.

Vóór de inwerkingtreding van de wet van 13 juni 2010 vielen debetstanden op een zichtrekening niet onder de WCK voor zover het kredietbedrag niet hoger lag dan 1 250 euro en het debetsaldo werd terugbetaald binnen een termijn van drie maanden. De wijzigingswet van 13 juni 2010, die van kracht is sinds 1 december 2010, verruimt het toepassingsgebied van de WCK tot alle geoorloofde debetstanden op een rekening, ongeacht het kredietbedrag of de duur van terugbetaling. De wet is echter slechts gedeeltelijk van toepassing op geoorloofde debetstanden die binnen een maand moeten worden afgelost en geoorloofde debetstanden die terugbetaalbaar zijn op verzoek van de kredietgever of binnen een maximumtermijn van drie maanden.

De uitgebreide toepassing van de WCK op geoorloofde debetstanden op een rekening leidt er toe dat de consument beter beschermd is tegen het opbouwen van een overmatige schuldenlast. Artikel 15 WCK is bijvoorbeeld van toepassing op alle geoorloofde debetstanden op rekening, met uitzondering van de debetstanden die binnen de maand moeten worden afgelost. Een uitbreiding van de werkingssfeer van de onthoudings-en raadgevingsverplichtingen uit artikel 15 WCK tot deze categorie van geoorloofde debetstanden zou de bescherming van de consument eventueel nog kunnen versterken. Ook bij deze geoorloofde debetstanden is het risico op het opbouwen van een overmatige schuldenlast immers reëel. Onverminderd de uitsluiting van artikel 15 WCK voor dit soort geoorloofde debetstanden, blijft echter wel het gemeen recht gelden. In de rechtspraak werd reeds geoordeeld dat artikel 15 een verbijzondering is van de zorgvuldigheidsnorm uit de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. De kredietgever kan bijgevolg ook buiten de werkingssfeer van artikel 15 WCK gehouden zijn om het sluiten van een kredietovereenkomst te weigeren.

Niet alleen de toepassing van artikel 15 WCK, maar ook de toepassing van de maximale JKP’s op alle ongeoorloofde debetstanden onder de nieuwe wet, garandeert bovendien een betere bescherming van de consument.

4) Er kan eventueel overwogen worden om de toepassingssfeer van artikel 15 WCK uit te breiden tot geoorloofde debetstanden die binnen een maand moeten worden afgelost. Verder is het vooral van belang dat de bestaande bepalingen daadwerkelijk worden toegepast en dat de naleving hiervan wordt gecontroleerd. Tot slot kunnen ook preventieve campagnes die de consument informeren over de risico’s van debetstanden een belangrijke bijdrage leveren in de strijd tegen overmatige schuldenlast.