Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6049

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 6 april 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Meningitis - Sterfgevallen - Bestrijding - Actieplan

infectieziekte
sterftecijfer

Chronologie

6/4/2012Verzending vraag
25/4/2013Antwoord

Vraag nr. 5-6049 d.d. 6 april 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Onlangs overleed een kleuter in Maasmechelen aan de gevolgen van meningitis. Deze ziekte manifesteert zich geregeld als uiterst gevaarlijk en besmettelijk, in het bijzonder voor fysiek kwetsbare mensen, waaronder kinderen en ouderen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Hoeveel mensen overleden in de periode 2006-2011 jaarlijks aan de gevolgen van meningitis? Hoeveel daarvan waren jonge kinderen (<6 jaar) en ouderen (>65 jaar)? Hoe interpreteert en duidt de minister deze cijfers en ontwikkelingen?

2. Hoe komt het dat meningitis zo gevaarlijk is en dat de bestrijding ervan zo moeilijk blijkt te zijn?

3. Welke maatregelen kunnen door welke overheden worden genomen om dit gevaar te minimaliseren en de bestrijding en behandeling ervan efficiënter te maken?

4. Bestaan er bijzondere actieplannen met betrekking tot meningitis?

Antwoord ontvangen op 25 april 2013 :

1.Meningitis is een infectieziekte, toe te schrijven aan bepaalde bacteriën of virussen. De meest ernstige vormen zijn te wijten aan bacteriën. Op dit ogenblik zijn de twee voornaamste species Neisseria meningitidis (meningokok) en Streptococcus pneumoniae (pneumokok). Het aantal infecties met Haemophilus influenzae is sterk afgenomen sinds de invoering van de vaccinatie. Bij pasgeborenen zijn de bacteriën Streptococcus groep B, Escherichia coli en Listeria monocytogenes het vaakst verantwoordelijk.

Volgens de mortaliteitsstatistieken (https://www.wiv-isp.be/epidemio/spma/index.htm) daterend van 2006 zijn 35 sterfgevallen in België het gevolg van meningitis. (volgens de classificatie ICD-10).

Onder de bacteriën is de meningokok dus één van de frequentst aangetroffen agentia.

Op basis van de gegevens van het Nationaal Referentiecentrum (http://bacterio.wiv-isp.be/missions/neisseria-meningitidis) is de leeftijdscategorie van 0 tot 4 jaar de categorie die het vaakst een meningokokkeninfectie ontwikkelt. Daarna volgt de categorie van 15 tot 19 jaar. Tabel 1 wijst op het aantal sterfgevallen per jaar ten gevolge van meningokokkeninfecties in de periode 2006-2011. De letaliteit blijft binnen de normen beschreven in de literatuur. Deze proportie van sterfgevallen ligt niet hoger dan in andere Europese landen.

Bovendien is het aantal meningokokkeninfecties in België sinds 2002 blijven dalen. De globale incidentie is teruggevallen op 3,7 gevallen/100 000 inwoners in 2001 tot 1 geval/100 000 inwoners in 2009. Deze terugval kan deels worden toegeschreven aan de daling van het aantal infecties ten gevolge van meningokokken van serogroep C waartegen in 2002 een vaccin is ingevoerd.

Tabel 1: Bevestigde gevallen van meningokokkeninfecties in België en aantal sterfgevallen, Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis, WIV-ISP

 

Jaar

 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Totaal aantal gevallen bevestigd door het Nationaal Referentiecentrum

138

160

111

104

96

112

Aantal sterfgevallen

2

10

4

5

8

8

Letaliteitspercentage

1,40%

6,30%

3,60%

4,80%

8,30%

7,10%

Aantal sterfgevallen in de populatie jonger dan 6 jaar

1

6

1

1

2

4

Aantal sterfgevallen in de populatie ouder dan 65 jaar

1

1

1

2

1

1

Sterfgevallen in de andere leeftijdsgroepen

0

3

2

2

5

3

Vijf à 10 % van de patiënten overlijdt, zelfs wanneer een meningokokkeninfectie heel vroeg wordt gediagnosticeerd en een aangepaste behandeling wordt ingezet. Meestal overlijdt de patiënt binnen de 24 à 48 uur. Deze virulentie wordt toegeschreven aan verschillende karakteristieken van de meningokok.

De pneumokok is een ander frequent agens onder de bacteriën.

Voor deze bacterie beschikt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) over informatie afkomstig van drie verschillende bronnen: het netwerk van peillaboratoria, het netwerk van pediaters en het Nationaal Referentiecentrum.

Door het netwerk van laboratoria voor microbiologie zijn invasieve infecties door pneumokokken opgevolgd d.w.z. uitsluitend isolaties uit bloed, C.S.V. of pleuraal, peritoneaal, pericardiaal of gewrichtsvocht worden geregistreerd. In 2009 werd 11% van de gevallen van pneumokokken vastgesteld bij kinderen tussen 1 en 4 jaar en 38 % bij personen ≥ 65 jaar (tabel 2) (https://www.wiv-isp.be/epidemio/epifr/plabfr/plabanfr/tt_030f.htm).

Tabel 2: Aantal gevallen van invasieve infecties met Streptococcus pneumoniae in België, per leeftijdsgroep en per genus, in 2009, WIV-ISP

Leeftijdsgroep (jaar)

Mannen

Vrouwen

Totaal

         N

         %

         N

         %

         N

         %

<1

        35

       5,9

        21

       4,0

        56

       5,0

1-4

        69

     11,6

        51

       9,8

      120

     10,7

5-14

        29

       4,9

        20

       3,8

        49

       4,4

15-24

        20

       3,4

        16

       3,1

        36

       3,2

25-44

        82

     13,8

        69

     13,2

      151

     13,5

45-64

      152

     25,5

      130

     24,9

      282

     25,2

65

      208

     35,0

      215

     41,2

      423

     37,9

Total | Totaal

      595

    100,0

      522

    100,0

     1117

    100,0

Het referentielaboratorium voor pneumokokken, UZ Gasthuisberg, is gespecialiseerd in de kiemdiagnose en tezelfdertijd zorgen zij voor diagnosebevestiging van de stalen die werden verstuurd door microbiologische laboratoria (klinische of private) en voor bijkomstige onderzoeken zoals bijvoorbeeld de serotypering. Tabel 3 geeft de leeftijdsdistributie van de patiënten bij wie pneumokokken uit één van de drie voornaamste infectieplaatsen zijn geïsoleerd (2010).

Tabel 3. Leeftijdsverdeling van de isolaten van S. pneumoniae, 2010 (Referentielaborotorium UZ Gasthuisberg

Leeftijdsgroep (jaren)

Bacteriëmie+Pleuritis

Meningitis

<1

                 98

              15

1-4

               180

                5

5-9

                 62

                1

10-19

                 34

                0

20-59

               505

              24

60-69

               247

              14

70+

               666

              13

inconnu | onbekend

                 17

                0

Total | Totaal

             1809

              72

Het aantal gevallen van deze aandoeningen en de sterfgevallen in de ziekenhuissetting wordt bepaald op basis van de Minimaal Klinische Gegevens (MKG) waarbij gebruik wordt gemaakt van de ICD-9 codering (hoofddiagnose). In tabel 4 worden de gevallen van hersenvliesontsteking door S. pneumoniae weergegeven. De meeste hospitalisaties wegens hersenvliesontstekingen door pneumokokken is het grootst bij de leeftijdsgroep onder de 1 jaar (33/100 000).

Tabel 4. Hospitalisatie per 100 000 personen, gebaseerd op de Minimale Klinische gegevens (2001-2004)

Leeftijdsgroep (jaren)

Meningitis door S.pneumoniae

<1

                    33,1

1-4

                      2,9

5-9

                      0,9

10-14

                      0,4

15 -19

                      0,3

20-24

                      0,5

24-44

                      0,4

45-64

                      0,9

65-74

                      1,3

75+

                        1

Het aantal sterfgevallen proportioneel ten opzichte van het aantal opgenomen patiënten wordt in tabel 5 weergegeven. De case-fatality ratio omwille van hersenvliesontsteking door pneumokokken is hoog, bij kinderen jonger dan 1 en tussen 1-4 jaar is deze respectievelijk 6,6 % en 11,3 % terwijl dit bij de leeftijdsgroep ouder dan 75 jaar tot 31 % is.

Tabel 5. Sterfgevallen proportioneel ten opzichte van het aantal hospitalisaties (case-fatality ratio). Gebaseerd op de Minimale Klinische gegevens (2001-2004)

Leeftijdsgroep (jaren)

Meningitis door S.pneumoniae

<1

6,6%

1-4

11,3%

5-9

4,5%

10-14

0,00%

15 -19

12,5%

20-24

7,7%

24-44

6,1%

45-64

10,3%

65-74

17,6%

75+

31,3%

2) Er zijn verschillende elementen die de ernst van de infecties verklaren: de pathogene mechanismen zelf, de plaats van de infectie, de onderliggende pathologieën die de patiënt gevoeliger maken, bepaalde leeftijdscategorieën, de snelheid van de diagnose en de behandeling, de beschikbaarheid van preventiemiddelen zoals vaccins, …

3) België verschilt niet substantieel van de andere Europese landen wat betreft het aandeel van sterfgevallen geassocieerd met deze infecties en beschikt over middelen om deze pathologieën te bestrijden.

1. Surveillancesystemen

De epidemiologie van deze ziekten kan veranderen en dus is het belangrijk om over surveillancesystemen te beschikken om de epidemiologische variaties te identificeren in termen van incidentie (bv. toezicht door een netwerk van peillaboratoria gecoördineerd door het WIV-ISP op verzoek van de gemeenschappen), verandering van serotypes in omloop of nog, het optreden van antibioticaresistentie (bijvoorbeeld toezicht via referentiecentra, gecoördineerd door het WIV-ISP dankzij een financiering van het RIZIV sinds 2011) maar ook de impact evalueren van preventieve maatregelen (bv. toezicht via een netwerk van pediaters, op verzoek van de gemeenschappen door het WIV-ISP gecoördineerd).

2. Preventieve maatregelen

2.1 Het belangrijkste is de beschikbaarheid van vaccins

De Hoge Gezondheidsraad formuleert de aanbevelingen inzake vaccins (http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19068725.pdf), waaronder:

a. Haemophilus influenza

De invoering van de vaccinatie tegen Haemophilus influenzae van type b (Hib) in 1993 had tot doel de incidentie te verminderen van wat toen de eerste oorzaak van bacteriële meningitis was bij kinderen jonger dan vijf jaar.

b. Neisseria meningitidis

Tussen 1997 en 2001 was de toename van infecties vooral afhankelijk van de groei van infecties veroorzaakt door serogroep C. In België is de vaccinatie aan de basiskalender van kinderen toegevoegd sinds de registratie van het conjugaatvaccin tegen meningokokken C (MenC), eind 2001. Er zijn ook inhaalvaccinatiecampagnes georganiseerd door elke gemeenschap waarvan dit een bevoegdheid is. Dankzij deze vaccinatiecampagnes en de toevoeging van de vaccinatie MenC aan het basisvaccinatieschema van kinderen, is het aantal infecties met meningokokken C in België tussen 2001 en 2004 met 88 % gedaald. In de leeftijdscategorie van 1 tot 5 jaar is een daling met 90 % van de gevallen met meningokokken C vastgesteld.

Vandaag bestaat er nog geen vaccin tegen meningokokken van serogroep B die in België het frequentst zijn.

c. Streptococcus pneumoniae

Het heptavalent vaccin Prevenar® is in 2007 aan de routineuze vaccinatiekalender toegevoegd. Sinds oktober 2010 beveelt de Hoge Gezondheidsraad het 13-valent vaccin tegen pneumokokken aan.

Er moet worden opgemerkt dat de vaccinatie behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen en dat het beleid ter zake een beetje varieert, wat ook de verschillen verklaart tussen de vaccinatiegraad in de verschillende regio’s, net zoals de datums van de enquêtes van de vaccinatiegraad. De vaccinatiegraad wordt geraamd op:

Haemophilus influenza (derde dosis): 98,6 % in Brussel, 96,9 % in de Franse Gemeenschap en 98,3 % in de Vlaamse Gemeenschap.

Meningitis C: in 2008 bedroeg de vaccinatiegraad 96% in de Vlaamse Gemeenschap en 91 % in de Franse Gemeenschap.

Pneumokokken: in de Vlaamse Gemeenschap is de vaccinatiegraad PCV7 voor de eerste en de derde dosis in 2008 geraamd op respectievelijk 97,7 % en 89,1 %. In de Franse Gemeenschap is de vaccinatiegraad voor de eerste en de derde dosis PCV7 in 2009 geraamd op respectievelijk 97,1 % en 80,7 % .

2.2 De behandeling van de gevallen en hun contacten

Meningitis zijn pathologieën behorend tot de meldingsplichtige aandoeningen omdat profylactische maatregelen nodig kunnen blijken in de entourage van een geval opdat de ziekte er zich niet zou verspreiden, bv. wanneer een geval in een school optreedt. De maatregelen worden beoordeeld en getroffen door de artsen van de gemeenschappen.

3) Er zijn antibiotica voorhanden om de infecties te behandelen. Ook al worden er resistentiefenomenen beschreven, voorlopig beperken zij het therapeutische arsenaal voor de pathogenen nog niet. Alleen vereisen zij extra aandacht vanwege de nationale referentiecentra belast met de opvolging ervan.

4) Gelet op de bevoegdheden van elke gefedereerde entiteit beschikt België over de nodige actiepolen (toezicht, preventie, therapeutisch arsenaal) voor de aanpak van bacteriële meningitis.