Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5967

van Cécile Thibaut (Ecolo) d.d. 23 maart 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Palliatieve zorg - Begeleidingsteams - Aantal begeleide patiënten - Financiering

palliatieve zorg
ziekteverzekering

Chronologie

23/3/2012Verzending vraag
1/10/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5967 d.d. 23 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

De wet van 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg verstaat onder palliatieve zorg : “het geheel van zorgverlening aan patiënten waarvan de levensbedreigende ziekte niet langer op curatieve therapieën reageert”.

Diezelfde wet erkent het recht op palliatieve zorg omdat elke patiënt recht heeft op begeleiding bij het levenseinde. Artikel 2 bepaalt : “ Een voldoende ruim aanbod van palliatieve zorg en de criteria voor de terugbetaling van die zorg door de sociale zekerheid moeten er borg voor staan dat dit soort zorg voor alle ongeneeslijk zieke patiënten even toegankelijk is, binnen het geheel van het zorgaanbod.”

De multidisciplinaire begeleidingsteams vervullen een tweedelijnsfunctie. Ze bieden, op vraag van de patiënt en in overleg met de betrokken artsen, concrete ondersteuning aan de verstrekkers van palliatieve zorg. Het evaluatieverslag van de palliatieve zorg van 2008, het jongste gepubliceerde verslag, vermeldt dat 28 multidisciplinaire begeleidingsteams een overeenkomst gesloten hebben met het Verzekeringscomité van de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV).

Ik wil uw aandacht vestigen op het multidisciplinaire begeleidingsteam “Accompagner” in de provincie Luxemburg. In 2010 heeft dat bijna 450 patiënten begeleid, terwijl het subsidies krijgt voor amper 175 patiënten. Die situatie is structureel onhoudbaar en brengt de toegang tot palliatieve zorg voor iedereen in het gedrang.

1) Hoeveel patiënten werden in de loop van 2011 begeleid door elk van die 28 begeleidingsteams en hoeveel enige forfaits werden toegekend aan elk van de structuren in de overeenkomst die hen met het RIZIV verbindt?

2) Is de situatie van de vzw “Accompagner” uitzonderlijk of is de ondermaatse financiering een algemeen voorkomend fenomeen in de sector? Aan welke oplossingen denkt u om dit structurele probleem te regelen?

Antwoord ontvangen op 1 oktober 2012 :

Het feit dat een equipe méér begeleidingen realiseert dan dat het kan aanrekenen betekent niet dat de equipe verlieslatend is.  

Van zodra een equipe het maximum aantal begeleidingen gerealiseerd heeft dat het kan aanrekenen, is de volledige loon- en werkingskost van de equipe om een gans jaar te kunnen functioneren volledig vergoed.  

Toen de overeenkomsten eind jaren 90 met deze equipes zijn afgesloten, heeft het Rijksinstituut voor Ziekte-en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) ten voordele van de equipes beslist om het aantal begeleidingen dat ze jaarlijks moeten realiseren om kostendekkend te zijn, te beperken tot een minimum. Het RIZIV heeft hierdoor willen vermijden dat de equipes verlieslatend zijn als ze te weinig begeleidingen zouden realiseren. Het minimum aantal begeleidingen dat een equipe jaarlijks moet realiseren om kostendekkend te zijn, komt overeen met het aantal eenmalige forfaitaire bedragen dat een equipe kan aanrekenen. Door de totale kost om een gans jaar te kunnen functioneren, te verdelen over een beperkt aantal begeleidingen dat minimum gerealiseerd moet worden, is de prijs van het eenmalig forfaitair bedrag zeer hoog. Voor de equipe waarnaar u verwijst bedraagt het eenmalig forfaitair bedrag bijna 2 000 euro.  

Volgens de overeenkomst met de equipes kan, in sommige gevallen, 1 deelname aan een vergadering of 4 telefonische contacten volstaan om dit forfait van bijna 2 000 euro aan te rekenen. Het bedrag van het éénmalig forfaitair bedrag staat dus niet in verhouding tot de inspanning die een equipe moet leveren om aan deze voorwaarden te voldoen. De hoge prijs ervan is alleen aanvaardbaar in het kader van de berekeningswijze die destijds door het RIZIV aanvaard is. 

De equipe waarnaar u verwijst heeft begin 2011 een uitbreiding van zijn equipe bekomen. In de nieuwe overeenkomst die de equipe toen heeft afgesloten met het RIZIV staat heel expliciet wat ik net kom uit te leggen. In die overeenkomst staat letterlijk dat het loutere feit dat een equipe méér begeleidingen realiseert dan dat het kan aanrekenen niet betekent dat de financiering onvoldoende is. Door de overeenkomst af te sluiten, heeft deze equipe dit aanvaard.  

Het RIZIV heeft geen gegevens over het werkelijk aantal begeleidingen dat de verschillende equipes in 2011 gerealiseerd hebben. De jaarverslagen die de equipes pas binnen enkele maanden aan het RIZIV moeten bezorgen, bevatten hierover meestal wel gegevens. Deze gegevens zijn echter niet altijd perfect vergelijkbaar van equipe tot equipe en worden door het RIZIV niet verwerkt. Het RIZIV weet wel hoeveel begeleidingen iedere equipe jaarlijks kan aanrekenen en meestal ook aanrekent. 

De uitleg in dit antwoord geldt voor alle begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging.