Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5907

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 maart 2012

aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden

Musea van het Verre Oosten - Jubelparkmuseum - Plannen

museum

Chronologie

19/3/2012Verzending vraag
5/6/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5907 d.d. 19 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In een interview op de nieuwswebsite Brusselnieuws.be van 8 maart 2012 stelt de algemeen directeur ad-interim van het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis dat hij de inhoud van het Museum voor Japanse Kunst, onderdeel van de Musea van het Verre Oosten, naar het Jubelparkmuseum wil overbrengen .

De verhuisdrang van de algemeen directeur wordt stilaan buitensporig: hij bracht de moderne kunst al naar de reserves; de collectie Gillion Crowet zal hij in de ruimten van de moderne kunst onderbrengen; de muziekinstrumenten van het MIM wil hij naar het Dexiagebouw verhuizen; de art nouveau mag niet in de goedgekeurde zalen van het Jubelpark, maar moet naar een andere zaal in hetzelfde museum en uiteindelijk naar het toekomstige gelijknamige museum in het gebouw van het huidige MIM; het één jaar oude repertorium van keramiek werd afgevoerd naar de reserves; er is sprake van het opdoeken van de afdeling Belgische prehistorie, de schatkamers van romaanse en Maaslandse kunst zullen naar het bureau van de directeur worden overgebracht; dat laatste komt op een meer bescheiden plaats in het museum.

Hierover de volgende vragen:

1) Weet de geachte minister dat de Japanse Toren een eclectisch gebouw is waarin de Japanse exportkunst voor de Westerse markt wordt tentoongesteld? Weet hij dat het Chinees Paviljoen eveneens een hybride architectuur is en dat daarin de Chinese exportkunst voor de Westerse markt wordt geëxposeerd? Is hij ervan op de hoogte dat zes jaar geleden het Museum voor Japanse Kunst werd geopend en dat daarin de traditionele Japanse kunst wordt getoond? Los van de kwaliteiten van de realisatie van het Museum voor Japanse Kunst, vraag ik de geachte minister of hij het verantwoord vindt dat deze nieuwe parel zou worden ontmanteld om zijn inhoud over te brengen naar het Jubelparkmuseum?

2) De eerste aanzet tot de herbestemming van het nieuwe museum wordt weldra gegeven door de gedeeltelijke leegmaking ten voordele van een tijdelijke tentoonstelling van prenten van de Japanse prentenmaker Utamaro. Wat zijn de argumenten van de directeur ad-interim om de site van de drie paviljoenen te verzwakken? Op welke plek in het Jubelparkmuseum plant hij de Japanse kunst te exposeren? Heeft de minister een idee van de kostprijs van die verhuizing? Vindt de geachte minister het goed dat de directeur ad-interim verwarring en onrust blijft zaaien bij het personeel door het tentoonspreiden van een totaal gebrek aan samenhang?

3) Is de geachte minister op hoogte van de nieuwe (verhuis)plannen van de algemeen directeur (ad-interim)? Heeft hij ze besproken met de minister? Hoe beoordeelt hij ze?

Antwoord ontvangen op 5 juni 2012 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op zijn vraag te vinden.

Zoals al opgemerkt in een antwoord op een vroegere vraag (nr. 5-5697 van 28.02.2012), is het beleid van de huidige algemeen directeur ad interim gericht op de versterking van de aantrekkingskracht van het Museum voor Japanse kunst (en niet op het verwijderen van de collecties uit dat museum). Het plan is het museum evenementsgewijs in te richten (zie de lopende tentoonstelling Utamaro), de collecties en tentoonstellingen beter op elkaar te doen aansluiten en een erfgoed te exploiteren dat deel gaat uitmaken van het nieuwe Museum van Beschavingen in het Jubelpark. 

Dat is niet dringend, maar er moet wel in een langetermijnplanning worden voorzien waarbij terzelfder tijd de zalen van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis worden heringericht. Het in het Jubelpark aanwezige Japanse patrimonium wordt dus opnieuw ten nutte gemaakt zodra de zalen zullen zijn gerenoveerd die voorheen voor de kunst van de XIXe en XXe eeuw waren bestemd.