Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5847

van Patrick De Groote (N-VA) d.d. 12 maart 2012

aan de minister van Landsverdediging

Legerwapens - Munitie - Verlies - Diefstal

krijgsmacht
vuurwapen
diefstal
officiële statistiek

Chronologie

12/3/2012Verzending vraag
30/3/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5847 d.d. 12 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Naar aanleiding van een schriftelijke vraag (nr. 4-469, van 27/02/2007) van collega Ingrid Meeus in 2007 antwoordde de toenmalige minister van Defensie dat er op dat ogenblik in de afgelopen vijf jaar in totaal 260 kleine kaliber wapens verloren zijn gegaan op vijftien operatie- en trainingstheaters en tevens 774 stukken of "schoten" munitie, wat toch een bijzonder verontrustende vaststelling is. Daarnaast werd er volgens de pers in juni 2010 uit de legerkazerne van Leopoldsburg een aantal LAW-antitankraketten, simulatiegranaten en eventueel ook handwapens en munitie gestolen.

Vorig jaar op 15 maart 2011 (5-1716) stelde ik onderstaande vraag aan de minister van Defensie en aangezien die op 7 december 2011 nog niet was beantwoord,diende ik ze opnieuw in op 28 december 2011 (5-4124). Ik mocht op 26 januari 2011 namens de minister een antwoord ontvangen, met verwijzing naar de schriftelijke vraag (nr. 13) van collega-parlementslid Bert Maertens met betrekking tot diefstal in het algemeen.

Mijn vragen zijn echter iets specifieker dan die van collega Maertens, in die zin dat ze enkel betrekking hebben op diefstal van wapens en munitie. Anderzijds waren mijn vragen iets ruimer daar ik ook vroeg naar het verlies van wapens en munitie bij Defensie in het kader van oefeningen of operaties en naar de eventuele inbeslagname van wapens van Defensie naar aanleiding van een gerechtelijk dossier.

Vandaar alsnog mijn volgende vragen:

1) Werd Defensie sinds 2007 geconfronteerd met:

a) het verdwijnen/diefstal van munitie of explosieven bij stockage en zo ja, welk type van munitie en explosieven, waar en in welke hoeveelheid;

b) het verdwijnen/diefstal van wapens bij stockage en zo ja, welk type, waar en in welke hoeveelheid?

c) het verdwijnen van munitie of explosieven bij operatie- en trainingstheaters en zo ja, welk type van munitie en explosieven, waar en in welke hoeveelheid;

d) het verdwijnen van wapens bij operatie- en trainingstheaters en zo ja, welk type, waar en in welke hoeveelheid?

2) a) Werden bepaalde personeelsleden bij Defensie sinds 2007 betrapt op het ongeoorloofde bezit van munitie en/of explosieven en wapens?

b) Zo ja, welk type, waar en in welke hoeveelheid?

c) Welk gerechtelijk, statutair en/of administratief gevolg werd gegeven aan deze feiten?

3) Hoeveel personeelsleden van Defensie hebben sinds 2007 specifiek hun dienstwapen gebruikt bij:

a) een poging tot, respectievelijk effectieve, zelfdoding op het militair terrein;

b) een poging tot, respectievelijk effectieve, zelfdoding buiten het militaire terrein;

c) een poging tot, respectievelijk effectieve, verwonding of doding op het militaire terrein;

d) een poging tot, respectievelijk effectieve, verwonding of doding van derden buiten het militaire terrein?

Gezien het dienstwapen in elk van die gevallen een stuk vormt in een gerechtelijk dossier en dus buiten het gebruik en de inventaris van Defensie valt en aangezien de vraagstelling anonieme statistische gegevens betreft, kunnen deze gegevens ons inziens worden verstrekt zonder het medische geheim te schenden.

4) Welke preventieve en/of remediërende maatregelen zijn bij Defensie sinds 2007 en in het bijzonder sinds de diefstal in 2010 genomen om het verlies, diefstal of verdwijning van munitie of wapens, zowel bij operatie- en trainingstheaters, als bij het stockeren te voorkomen?

Antwoord ontvangen op 30 maart 2012 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

1. en 2. Een overzicht van de verdwijningen en/of diefstallen kan niet worden gegeven aangezien deze gegevens deel uit maken van gerechtelijke onderzoeken.

3. Eén personeelslid van Defensie heeft zijn wapen gebruikt in het kader van een zelfdoding op militair terrein.

4. Het preventiebeleid bij Defensie is gebaseerd op interne reglementen en richtlijnen die verschillende invalshoeken hebben. Vanuit het standpunt van de militaire veiligheid zijn het vooral de onderrichting over de militaire veiligheid, de onderrichting over de materiële veiligheid en de veiligheidsnormen voor militaire gebouwen en installaties, het reglement betreffende de inwendige dienst en de doctrine van de wacht op het grondgebied die een rol spelen in het preventiebeleid. Ook in de interne veiligheidsvoorschriften van de eenheden wordt gesproken over diefstalpreventie. De preventieve en correctieve maatregelen op vlak van infrastructuur en personeelsbeheer worden niet op een specifiek budget uitgevoerd. Dit maakt deel uit van het dagelijks onderhoud van de infrastructuur en van de personeelskosten. In de eenheden zijn de Korpscommandanten en/of de Kwartiercommandanten verantwoordelijk voor het diefstalpreventiebeleid. Zij dienen in de eerste plaats te waken over de uitvoering van de reglementering ter zake en zij zijn eveneens verantwoordelijk voor het inbouwen van controles en het sensibiliseren van hun personeel. Hiervoor kunnen ze een beroep doen op de veiligheidsofficier en het bewakingspersoneel van het kwartier. De Onderstafchef Inlichtingen en Veiligheid (ACOS IS) speelt eveneens een rol in het diefstalpreventiebeleid. Zo is de sectie militaire veiligheid onder meer belast met de controle van de goede werking van de wachtdispositieven, in plaats gesteld in de militaire kwartieren. Ook is ACOS IS een adviesorgaan waarvan de adviezen vooral gericht zijn op het gevoelig materieel (bewapening, munitie, geclassificeerde documenten, militair materieel, …) dat noodzakelijk is voor de operaties. Tot slot is elk personeelslid van Defensie zelf verantwoordelijk in het domein van diefstalpreventie door te vermijden aanleiding tot diefstal van militair of persoonlijk materieel te geven. Gezien de opdracht van het departement is het evident dat er een streng diefstalpreventiebeleid gevoerd moet worden. De politiediensten en de gerechtelijke overheden zijn in deze materie partners waarmee heel nauw wordt samengewerkt. Inspanningen werden ook geleverd op het vlak van de continue verbetering van de vorming van het personeel, van haar bewustmaking en de uitvoering van bewakingsrondes. Bovendien worden er periodieke fysieke controles van de voorraden en de boekhouding uitgevoerd en een opvolging van alle transacties gebeurt met een geautomatiseerd beheersprogramma. Ten slotte worden er door de hogere echelon periodieke en systematische evaluaties van de veiligheid uitgevoerd.