Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5844

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 12 maart 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) - Wetgeving - Toepassing

administratieve sanctie
gemeente
geldboete

Chronologie

12/3/2012Verzending vraag
30/5/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5844 d.d. 12 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Door de wet van 13 mei 1999, gewijzigd in 2004 en 2005, kregen de lokale besturen de mogelijkheid om vormen van 'openbare overlast' en 'kleine criminaliteit' aan hun plaatselijke politieverordeningen toe te voegen en zelf administratief af te handelen. Deze bevoegdheid zit onder meer vervat in artikel 119bis en 119ter van de nieuwe gemeentewet, wat betreft de toepassing van de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) en de bemiddeling tijdens de GAS-procedure.

Hierover de volgende vragen:

1) Steeds meer gemeentebesturen maken gebruik van de gemeentelijke administratieve sancties (ongeveer 80 % van de Vlaamse gemeenten). Beschikt de minister over recent cijfermateriaal met betrekking tot de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties in de Vlaamse steden en gemeenten? Hoe zit dit voor de Brusselse en de Waalse steden en gemeenten? Zijn er significante verschillen vast te stellen en zo ja, welke en hoe kunnen die worden verklaard?

2) Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen kan een evaluatie van de toepassing en de effecten van de gemeentelijke administratieve sancties nuttig zijn. Bestaan er dergelijke recente evaluaties? Zo ja, wat zijn daarbij de bevindingen? Indien er nog geen recente evaluatie voorhanden is, overweegt de minister een de(r)gelijke evaluatie?

3) De verschillende politiereglementen zijn nauwelijks op elkaar afgesteld. Dit zorgt voor rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid. Overweegt de minister een betere afstemming of zekere harmonisering van de politiereglementen? Zou het bijvoorbeeld bevorderlijk kunnen zijn een limitatieve lijst op te maken van de gedragingen die openbare overlast kunnen vormen en die het onderwerp van een administratieve sanctie zouden kunnen zijn? Zo zou men ook het probleem van een te vaag begrip als 'overlast' kunnen voorkomen.

4) In het regeerakkoord staat dat men de leeftijd voor de toepassing voor gemeentelijke administratieve sancties zal verlagen tot veertien jaar. Hoe ver staat het met de ontwikkelingen van het wetsontwerp? Voor wanneer plant de minister de inwerkingtreding van deze wetswijziging? Is het wetsontwerp verenigbaar met de jeugdbeschermingwet? Hierin is het uitgangspunt immers dat de strafrechtelijke meerderjarigheid op 18 jaar ligt.

5) In hoeverre wordt het principe van de scheiding der machten geschonden? Gemeenten beslissen namelijk eerst welke gedragingen ze strafbaar stellen en daarna welke sancties ze opleggen waardoor ze tegelijk wetgevende en rechterlijke macht zijn.

Antwoord ontvangen op 30 mei 2012 :

  1. Er zijn geen preciese cijfers beschikbaar met betrekking tot het aantal Belgische gemeenten dat gebruik maakt van het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties ; tot op vandaag is er immers geen studie voorhanden die al deze cijfers van de Belgische steden en gemeenten verzamelt. Wel weten we uit de door de door de Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten ter beschikking gestelde gegevens dat circa 80 % van de Vlaamse steden en gemeenten het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties heeft geïmplementeerd. Ook in Wallonië is er een groot aantal steden en gemeenten dat toepassing maakt van de gemeentelijke administratieve sancties, zoals ook alle Brusselse gemeenten het systeem van de gemeentelijke administratieve sanctionering hebben geïmplementeerd. Globaal genomen kan dan ook gesteld worden dat er geen significante verschillen vast te stellen zijn.

  2. Mijn diensten hebben een globale evaluatie gemaakt van de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties om zien of en desgevallend welke knelpunten er momenteel nog bestaan. Hiertoe werden de steden en gemeenten bevraagd via de Verenigingen van Steden en Gemeenten, de Vereniging van Waalse provincies en enkele provinciale sanctionerende ambtenaren. Met hun opmerkingen wordt rekening gehouden bij de op stapel staande wijziging van artikel 119bis NGW.

  3. In omzendbrief OOP30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeente wet werd reeds aanbevolen dat gemeenten die deel uitmaken van een meergemeentenpolitiezone, hetzelfde politiereglement zouden aannemen. Dit zal de taak van de politieambtenaren, die bevoegd zijn voor de vaststelling van deze inbreuken, aanzienlijk vergemakkelijken. In het andere geval zouden ze immers systematisch moeten nagaan of op het grondgebied waarop ze opereren, een inbreuk wordt vervolgd en op welke wijze.

    In de praktijk wordt vastgesteld dat heel wat steden en gemeenten die deel uitmaken van dezelfde politiezone dit ook hebben gedaan. Het is echter niet mogelijk om in een federale regeling een limitatieve opsomming te maken van gedragingen die als overlast te beschouwen zijn en die moeten gesanctioneerd worden met een gemeentelijke administratieve sanctie. Men mag immers niet uit het oog verliezen dat iedere gemeente haar specifieke eigenheid heeft, hetgeen ertoe kan leiden dat er bijzondere bepalingen in het reglement van de ene gemeente opgenomen zijn die niet voorkomen in het reglement van een andere gemeente. Bovendien geldt hier ook de lokale autonomie ; het is de gemeenteraad die bevoegd is om gemeentelijke reglementen en verordeningen aan te nemen en dan ook te bepalen wat de inhoud is van deze reglementen en verordeningen.

  4. Mijn diensten zijn momenteel bezig met de voorbereiding van een wetsontwerp waarin de leeftijd zal verlaagd worden. Waar nodig zal ook een aanpassing gebeuren aan de jeugdbeschermingswet.

  5. Er kan geen sprake zijn van een schending van het principe van de scheiding der machten - voor zover hier al sprake is van een zogenaamde rechterlijke macht aangezien we te maken hebben met administratieve sancties die worden opgelegd door een gemeentelijke ambtenaar. Er is immers een stricte scheiding tussen enerzijds de gemeenteraad die bevoegd is om de sanctioneerbare gedragingen te omschrijven in een gemeentelijk reglement of verordening en anderzijds de gemeentelijke (of provinciale)ambtenaar die de uiteindelijke sanctie oplegt. Het zijn derhalve twee onderscheiden instanties.