Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5775

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 2 maart 2012

aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister

Dreigende olieschok - Iran - Embargo - Euro - Beleid

Iran
energievoorziening
accijns
internationale sanctie
aardolie
heffing op brandstoffen

Chronologie

2/3/2012Verzending vraag
27/4/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5775 d.d. 2 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De geopolitieke spanning tussen Iran en het Westen veroorzaakt heel wat deining. Iran exporteert dagelijks 2,2 miljoen vaten en behoort tot de grootste leveranciers van de wereld. De Europese Unie (EU) importeert 700.000 vaten per dag uit Iran. Nu loopt een EU-embargo tegen Iran, met het gevolg dat de kraan dicht ging voor grote Europese oliedistributeurs. Het gevolg was duidelijk: steil stijgende prijzen, nu al 124 dollar per vat, terwijl ze vorig jaar rond dezelfde tijd 101 dollar bedroegen. Daarbij vergroot de zwakke positie van de euro tegenover de sterke dollar de problemen. Deze prijsstijgingen kunnen doorschieten naar een absoluut record, wat tot een economische en dus financiële ramp kan leiden, een directe bedreiging voor alle overheidsbegrotingen. Iran kan de wereldeconomie drastisch bedreigen, een mogelijke redding kan enkel via Saudi-Arabië, op voorwaarde dat de productie aanzienlijk verhoogt.

1) Op welke wijze zal ons land een dreigende en nakende olieschok, als gevolg van het embargo tegen olie uit Iran en de zwakte van de euro tegenover de Amerikaanse dollar, kunnen verwerken?

2) In welke concrete maatregelen voorziet de federale regering om de economische en begrotingsgevolgen te bufferen en daardoor de vernietigende effecten op industrie, handel en overheidsfinanciën te beheren en te beheersen?

Antwoord ontvangen op 27 april 2012 :

Ik heb de eer om het volgende te antwoorden op de vragen van het geachte lid. 

1. Inzake de bevoorrading van ruwe olie van ons land stricto sensu stelt er zich geen en zal zich geen probleem stellen om alle invoer uit Iran te vervangen door invoer uit andere landen. In januari van dit jaar stelde de invoer uit Iran zelfs geen 1 % meer voor van de totale invoer aan ruwe olie van ons land.

Inzake de prijzenevolutie van olie ingevolge het embargo tegen Iran en de betrekkelijke zwakheid van de euro in verhouding tot de US dollar, is het moeilijk om de omvang te voorzien van deze verwachte stijging. Deze stijging zal zeer zeker alle landen van de eurozone op een eerder uniforme wijze treffen. Wettelijk zal het volgens de artikelen 3 bis et 3 quater van “Besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran”, eveneens onmogelijk zijn om ruwe olie uit Iran in te voeren na 1 juli 2012 , zelfs indien het gaat  om het naleven van een contract dat werd afgesloten vóór 23 januari 2012.

Het is nochtans niet onmogelijk dat de internationale oliemarkten deze informatie reeds hebben verwerkt en dat er bijgevolg geen bijkomende prijsverhoging komt op 2 juli 2012 en alles onveranderd blijft. 

2. In een moeilijke budgettaire context kunnen wij ons evenwel verheugen over het bestaan van een programma-overeenkomst dat een maximumprijs vastlegt voor een bepaald aantal olieproducten.

Inzake de daling van de accijnzen, dit hangt af van de bevoegdheid van de minister van Financiën. Een eventuele daling van de BTW zou kunnen worden besloten zonder het akkoord van de Raad van Europese ministers van financiën. Deze maatregelen zouden weliswaar een bepaalde kost vertegenwoordigen die weinig compatibel is met de noodzakelijke gezondmaking van de openbare financiën.  

Bovendien, eveneens om budgettaire redenen, is het misschien onvoorzichtig om terug te keren op de beslissing om afstand te nemen van het omgekeerde cliquetsysteem .

Het positieve cliquetsysteem heeft bestaan tot in mei 2011. Bijgevolg, op dit ogenblik, indien de olieprijs daalt, is er geen cliquetsysteem dat deze daling beperkt. De verbruiker zou bijgevolg, potentieel gezien, in dit geval van de volledige daling kunnen genieten.

Het is eveneens interessant om te verduidelijken dat voor gasolie verwarming, de Europese Unie (EU) een minimumaccijns van 21 euro heeft vastgelegd (per 1 000 liter). België heeft een afwijking verkregen om haar accijnzen op een lager niveau dan deze drempel vast te leggen.  In België bedragen de accijnzen voor de gasolie verwarming thans afgerond 18,5 euro (per 1 000 liter).

Tenslotte is het toch belangrijk om eraan te herinneren dat het beste middel om zijn energiefactuur te verminderen erin bestaat zijn verbruik te verminderen door zijn verbruiksgewoonten te wijzigen.