Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5484

van Inge Faes (N-VA) d.d. 2 februari 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Necrosearch - Gerechtelijk onderzoek - Stand van zaken

dood
gerechtelijk onderzoek
forensische geneeskunde
officiële statistiek
gerechtskosten

Chronologie

2/2/2012Verzending vraag
20/3/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5484 d.d. 2 februari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een necrosearch is het lokaliseren en op een archeologisch verantwoorde wijze opgraven van slachtoffers van moord of doodslag die ergens door dader(s) begraven of verborgen zijn. Het Disaster Victim Identification Team (DVI) is de cel waar deze activiteit wordt ondergebracht. Zij kan onder meer ingeschakeld worden via de Cel vermiste personen. Ook in het buitenland voert DVI necrosearch operaties uit, bijvoorbeeld bij de tsunami in Zuidoost Azië.

Ten einde de werking van het DVI op dit vlak te kaderen in het opsporingsonderzoek en zijn actoren, had ik graag antwoord op volgende vragen :

1)Hoeveel keer wordt het necrosearch team gevat per jaar, en dit sinds 2005? Hoe zit de geografische spreiding (arrondissementeel/provinciaal?)

2) In hoeveel gevallen was de tussenkomst succesvol?

3) In hoeveel gevallen gebeurde dit op initiatief van de Cel vermiste personen?

4) In hoeveel gevallen gaat het om tussenkomsten in het buitenland? Wetende dat de tussenkomst in principe zonder kosten is, had ik graag geweten of dit ook het geval is voor de tussenkomsten in het buitenland?

5) Zijn er cijfers beschikbaar over welke gespecialiseerde technieken en disciplines van de forensische wetenschappen er werden gebruikt (bijvoorbeeld geologie, geofysica, forensische botanica, forensische antropologie, forensische entomologie, luchtfotografie, honden menselijke resten, grondradar, thermische camera)?

6) Eens een lichaam gevonden zal er bij de opgraving een wetsdokter of forensisch antropoloog van het DVI aanwezig zijn op een eerste externe schouwing te plegen. Indien dit in het kader van een gerechtelijke opsporingsonderzoek gebeurd, worden deze kosten dan ook aangerekend als gerechtskost, of blijft deze ten laste van de dienst?

7) Kan u duiding geven over de samenstelling van deze dienst wat personeel betreft, hun opleiding en hun taalrol?

Antwoord ontvangen op 20 maart 2012 :

Het Disaster Victim Identification team (DVI) van de Federale Politie is een steundienst van de geïntegreerde politie op twee niveaus. Ze maakt deel van de Speciale Eenheden (CGSU). Haar takenpakket bestaat enerzijds uit de slachtofferidentificatie in het kader van rampen en anderzijds uit het lokaliseren, bergen en identificeren van individuele slachtoffers in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Sinds 1996 heeft het DVI zich verder gespecialiseerd in “Necrosearch” of het lokaliseren en het op een forensische wijze opgraven van slachtoffers van moord of doodslag.

Omwille van haar necrosearch-ervaring wordt het DVI soms ook internationaal ingezet, hetzij om expertise te delen met onze buurlanden of omwille massagrafonderzoek zoals in 1999 en 2000 te Kosovo.

In het kader van een opsporingsonderzoek kan het DVI in principe door elke lokale of federale politie worden gevat om te helpen met het zoeken naar een mogelijk slachtoffer. Indien de Cel Vermiste Personen al betrokken is in een verdwijningsdossier en er een vermoeden bestaat dat de persoon overleden is en ergens begraven, dan kan zij de politiedienst belast met het opsporingsonderzoek suggereren om het DVI in te schakelen. Eenmaal het DVI belast is met een necrosearch-opdracht, staat zij zelf in voor de volledige coördinatie van de technische middelen en forensische technieken.

Het DVI beschikt niet over specifieke statistieken in verband met de uitvoering en het resultaat van necrosearch-opdrachten.

1. Het DVI wordt ongeveer 25 keer per jaar gevat voor een necrosearch-opdracht. Er bestaan geen specifieke cijfers over de geografische spreiding.

2. De graad van succes van een necrosearch tussenkomst is sterk afhankelijk van de verkregen informatie uit het opsporingsonderzoek. Hoe nauwkeuriger de informatie, hoe sneller het lichaam kan teruggevonden worden. Daarnaast kan de necrosearch methode ook gebruikt worden om deuren in een opsporingsonderzoek te sluiten. Voor het DVI is een necrosearch-opdracht succesvol wanneer ze het gerechtelijke opsporingsonderzoek duidelijk verder kan helpen, zelfs indien dit betekent dat er geen lichaam werd aangetroffen. Bijgevolg beschikt het DVI niet over specifieke cijfers betreffende het ‘succes’ namelijk het aantreffen van een lichaam.

3. Aangezien de meeste necrosearch-opdrachten een uitloper zijn van een dossier onrustwekkende verdwijningen is er logischerwijze een nauwe samenwerking tussen het DVI en de Cel Vermiste Personen. Het DVI werkt zowel in opdracht van en ten voordele van de lokale en federale politiediensten. Voor wat betreft de federale politiediensten kan het DVI in cijfers geen onderscheid maken tussen de opdrachtgevers.

4. Het DVI heeft de voorbije jaren twee keer opgetreden in het buitenland voor een necrosearch-operatie. Dergelijke tussenkomst gebeurt in het kader van een wederzijds rechtshulpverzoek en is kosteloos voor de vragende buitenlandse politiedienst.

5. Er zijn geen cijfers beschikbaar betreffende de gespecialiseerde technieken en disciplines van de forensische wetenschappen gebruikt worden per necrosearch-opdracht. Elke opdracht is verschillende naar plaats, tijdstip, staat van het lichaam en vraagt een goede kennis en afweging, gebaseerd op ervaring, van de beschikbare technieken en wetenschappen.

6. Wanneer het lichaam wordt aangetroffen bij een opgraving wordt de betrokken magistraat onmiddellijk ingelicht door de politiedienst belast met het opsporingsonderzoek. Het DVI kan voorstellen formuleren voor de inzet van gerechtelijke experten. Het team zelf beschikt niet over een wetsdokter, forensisch antropologe of forensisch odontoloog doch werkt nauw samen met deze specialisten. De betrokken magistraat heeft uiteindelijk het beslissingrecht om een wetsdokter, forensisch antropoloog of forensisch odontoloog aan te stellen. Bijgevolg zal deze aanstelling als gerechtskost worden beschouwd. De tussenkomst van het DVI is in principe kostloos tenzij gespecialiseerd materiaal dient aangekocht te worden in functie van het gerechtelijke onderzoek en de necrosearch-opdracht (bij voorbeeld de aankoop van de grondradar tijdens de Zaak Dutroux).

7. Het DVI is een politiedienst en bestaat momenteel uit zeven operationele politieleden en twee Calogs, waarvan vijf Franstaligen en vier Nederlandstaligen. Het team omvat onder andere twee criminologen, een forensisch archeologe, een forensisch speleoloog, een forensisch duiker en een forensische botanicus. Daarnaast hebben de meeste personeelsleden ook een basiscursus fysische antropologie. De personeelsleden die belast zijn met een coördinerende rol binnen de dienst hebben ook een getuigschrift rampenmanagement, en/of multidisciplinair forensische onderzoek. Het DVI-team beschikt ook over een pool DVI. Het betreft een negentigtal vrijwillige operationele personeelsleden van hoofdzakelijk de federale politie. Deze werden door het DVI-team opgeleid in slachtofferidentificatie en kunnen bijgevolg worden ingezet om het vaste team te versterken.