Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5316

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 januari 2012

aan de minister van Justitie

Gevangenis - Seksuele delinquenten - Medische behandeling - Therapie - Pedofilie - Recidive

pedofilie
seksueel misdrijf
reclassering
strafgevangenis
geneeswijze

Chronologie

19/1/2012Verzending vraag
26/11/2012Rappel
16/5/2013Antwoord

Vraag nr. 5-5316 d.d. 19 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In een eerdere vraag (5-1338) ondervroeg ik de toenmalige minister van Justitie over de problematische re-integratie van seksuele delinquenten in de maatschappij.

De minister antwoordde mij dat een stijgend aantal delinquenten ervoor kiest de straf volledig uit te zitten, zonder enige vorm van therapie. Daardoor ontsnapt de veroordeelde aan de voorwaarden die gepaard gaan met een voorwaardelijke invrijheidstelling.

Ik vind dit antwoord zeer zorgwekkend. De bijzondere aard van een veroordeling voor pedofilie vraagt mijn inziens juist een sterke opvolging en al zeker een adequate behandeling. Een vermoeden van recidive weegt in deze context immers veel zwaarder dan bijvoorbeeld bij diefstallen, inbraken en zelfs gewelddelicten.

Hierover de volgende vragen:

1) Vindt de geachte minister het normaal dat personen veroordeeld voor pedofilie hun straf kunnen uitzitten zonder enige vorm van therapie? Lijkt het niet logisch om hier te verplichten tot een therapie of treedt hier een contradictio in terminis op? Het lijkt dat personen die therapie resoluut weigeren en die er voor kiezen om hun straf volledig uit te zitten juist sterker moeten worden opgevolgd dan diegenen die onder behandeling zijn en onder voorwaarden worden vrijgelaten? Hoe beoordeelt zij deze tegenstrijdigheden en plant zij maatregelen om aan deze lacunes tegemoet te komen?

2) Hoeveel personen veroordeeld voor pedofilie kwamen er jaarlijks de afgelopen vijf jaar vrij zonder enige vorm van therapie? Hoe verhoudt dit aantal zich tot het totale aantal seksuele delinquenten (veroordeeld voor pedofilie) die vrijkwamen? Heeft de geachte minister cijfers met betrekking tot recidive naargelang men al dan niet therapie heeft ondergaan in de gevangenis?

3) Hoeveel personen veroordeeld voor pedofilie kwamen er jaarlijks de afgelopen vijf jaar onvoorwaardelijk vrij? Hoe verhoudt dit aantal zich tot het totale aantal veroordeelden die vrijkwamen voor deze feiten? Heeft de geachte minister cijfers met betrekking tot recidive naargelang men al dan niet vrijkomt onder voorwaarden?

4) Volgens de voormalige minister van Justitie bestaat er een gebrek aan therapie tijdens de detentie zelf. Is het mogelijk dat detentiecentra een behandeling weigeren omdat er simpelweg geen aanbod is? Zo ja, wat is de omvang van deze problematiek? Hoe zal de geachte minister in de toekomst verzekeren er een voldoende aanbod bestaat bij de behandeling van seksuele delinquentie? Bestaat er hierover een overleg met de gemeenschappen?

5) De voormalige minister van Justitie stelde tevens dat er een gebrek is aan plaatsen in de gespecialiseerde residentiële centra voor seksuele delinquenten. Hoeveel plaatsen zijn er momenteel beschikbaar? Hoeveel plaatsen zijn er daadwerkelijk nodig en hoe lang zijn de wachtlijsten? Bestaat er hierover een overleg met de gemeenschappen en zal zij de gemeenschappen aansporen om meer plaatsen in deze centra te creëren?

Antwoord ontvangen op 16 mei 2013 :

1. Ik meen dat verschillende punten moeten worden verduidelijkt:

2. en 3. Ik beschik niet over cijfers hieromtrent.

4. Naast de preciseringen in punt 1 moet nader worden bepaald dat overleg heeft plaatsgevonden met de gemeenschappen op grond van de samenwerkingsakkoorden inzake begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik. Jaarlijks zenden de begeleidingscomités aanbevelingen over aan de betrokken ministers (justitie, gemeenschappen/gewesten) met het oogmerk de begeleiding van daders van seksueel misbruik te verbeteren.

5. Ik heb geen cijfers daarover. De aanbevelingen van de begeleidingscomités van de specifieke samenwerkingsakkoorden hebben onder andere betrekking op de verhoging van de begeleidingscapaciteit van de gespecialiseerde centra op het stuk van een kwaliteitsvol (veelzijdige en aangepaste soort begeleiding, inzonderheid residentieel) en kwantitatief aanbod.