Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5132

van Bart Tommelein (Open Vld) d.d. 5 januari 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Notarissen en gerechtsdeurwaarders - Btw-heffing - Historische aftrek

notaris
gerechtsdeurwaarder
BTW
onroerend eigendom
belastingaftrek
fiscaal recht
dienstverrichting

Chronologie

5/1/2012Verzending vraag
13/2/2012Antwoord

Vraag nr. 5-5132 d.d. 5 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Met ingang van 1 januari 2012 zijn de dienstprestaties van notarissen en gerechtsdeurwaarders onderworpen aan de btw.

Op 26 december 2011 publiceerde de FOD Financiën op haar website een toelichting aan de federaties in dit verband.

Deze toelichting behandelt onder meer het uitoefenen van de historische aftrek.

Inzake de herziening van btw ten aanzien van bedrijfsmiddelen wordt - voor wat betreft het aanvangspunt van het herzieningstijdvak - in deze toelichting enkel verwezen naar artikel 9, §1 van het koninklijk besluit nr. 3. Nochtans is voor bedrijfsmiddelen die tot stand komen over een periode van meer dan één jaar (bijvoorbeeld: kantoorgebouwen), voorzien in een afwijkend aanvangspunt bij toepassing van artikel 9, §2 van het koninklijk besluit nr. 3.

Dit afwijkend aanvangspunt leidt tot een correcter en meer getrouw resultaat van de herziening.

Ik verwijs de heer Minister tevens naar zijn antwoord van 8 juli 2011 op mijn vraag nr. 5-2183 in ditzelfde verband.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan u mij bij deze bevestigen dat, naar aanleiding van de btw-plicht van notarissen en gerechtsdeurwaarders, voor de berekening van de herziening van de btw geheven van onroerende bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 9, paragraaf 1, laatste lid, van het koninklijk besluit nr. 3, in ieder geval als uitgangspunt van het herzieningstijdvak moet worden genomen, de eerste januari van het jaar waarin het bedrijfsmiddel door de (vrijgestelde) belastingplichtige in gebruik werd genomen?

2) Kan u mij tevens bevestigen dat uw administratie ondertussen reeds de beloofde maatregelen genomen heeft, zoals vermeld in de laatste paragraaf van zijn antwoord op mijn voormelde vraag nr. 5-2183. Zullen deze maatregelen nog het voorwerp uitmaken van een publicatie op Fisconetplus?

Antwoord ontvangen op 13 februari 2012 :

Vanaf 1 januari 2012 hebben notarissen en gerechtsdeurwaarders ingevolge het gewijzigde artikel 44, paragraaf 1, 1°, van het BTW-Wetboek niet langer de hoedanigheid van vrijgestelde belastingplichtige. Naar aanleiding van deze wetswijziging heeft de administratie een eerste beknopte toelichting gepubliceerd die was gericht aan de onderscheiden beroepsfederaties. Deze toelichting wordt thans herwerkt en uitgebreid, rekening houdend met de talrijke vragen en bemerkingen van de betrokken federaties. 

Inzake de door het geachte lid opgeworpen problematiek bevestig ik wat mijn voorganger op 8 juli 2011 reeds heeft geantwoord op zijn schriftelijke vraag nr. 5-2183. Momenteel legt mijn Administratie de laatste hand aan een commentaar die de nieuwe principes uiteenzet en aangeeft dat de eerste januari van het jaar waarin die bedrijfsmiddelen door de belastingplichtige in gebruik worden genomen geldt als uitgangspunt van het herzieningstijdvak. Aangezien het herzieningstijdvak samenvalt met een kalenderjaar is dit nieuw standpunt slechts van toepassing op de onroerende bedrijfsmiddelen die vanaf 1 januari 2012 in gebruik worden genomen. Van zodra mijn Administratie deze commentaar gefinaliseerd heeft, zal hij het voorwerp uitmaken van een publicatie op Fisconetplus.  

Ten aanzien van de bedrijfsmiddelen die vóór 1 januari 2012 reeds in gebruik waren genomen gelden dan ook de vroegere regels die als volgt kunnen worden samengevat. 

Overeenkomstig artikel 9, paragraaf 1, van het koninklijk besluit nr. 3, begint het herzieningstijdvak te lopen vanaf 1 januari van het jaar waarin het recht op aftrek ontstaat; dit wil zeggen het jaar waarin de van het bedrijfsmiddel geheven belasting opeisbaar is geworden. 

In afwijking van dit algemeen principe kan de administratie toestaan, of zelfs voorschrijven, dat als uitgangspunt van het herzieningstijdvak wordt aangenomen de eerste januari van het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen (koninklijk besluit nr. 3, artikel 9, paragraaf 2).  

De belastingplichtige mag dat uitgangspunt toepassen wanneer hij beschikt over een vergunning die voorafgaandelijk aan het tijdstip van ingebruikname van het bedrijfsmiddel wordt verleend door het controlekantoor. De belastingplichtige moet deze mogelijkheid bovendien toepassen op het geheel van bedrijfsmiddelen. Het hoofd van het controlekantoor waaronder de belastingplichtige ressorteert kan hem bovendien verplichten artikel 9, § 2, voormeld, toe te passen in de welbepaalde gevallen waarin het uitgangspunt dat door artikel 9, paragraaf 1, wordt bepaald, de herziening dreigt te vervalsen. 

Notarissen en gerechtsdeurwaarders hadden er in hun hoedanigheid van vrijgestelde belastingplichtige vóór 1 januari 2012 geen belang bij om de in het vorige lid bedoelde vergunning te bekomen met betrekking tot de bedrijfsmiddelen die ze reeds in gebruik hebben genomen voor die datum. Daarom wordt beslist dat deze belastingplichtigen alsnog een verzoek tot het bekomen van die vergunning kunnen richten aan het hoofd van het bevoegde BTW-controlekantoor. Dit verzoek dient te worden ingediend uiterlijk op 31 maart 2012.