Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-5121

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 30 december 2011

aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Holebi's - Discriminatie op de werkvloer - Situatie - Maatregelen

werkplek
seksuele minderheid
bestrijding van discriminatie
overheidsadministratie
discriminatie op grond van seksuele geaardheid

Chronologie

30/12/2011Verzending vraag
30/1/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-372

Vraag nr. 5-5121 d.d. 30 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vorig jaar verschenen enkele studies over de situatie van holebi’s op de werkvloer. Meer bepaald gaat het om het onderzoek van prof. J. Vincke “ Discriminatie van holebi’s op de werkvloer: over inkomensverschillen, sectorsegregatie en het roze plafond “ en de studie “ (on)Zichtbaar Holebi. De situatie van homoseksuele, lesbische en biseksuele werknemers op de werkvloer van de Vlaamse overheid “ van de dienst Emancipatiezaken. Uit de studies blijkt ontegensprekelijk dat holebi’s op de werkvloer een aantal problemen ervaren. De problemen blijken meer uitgesproken te zijn in technische diensten. Tevens ervaren holebi’s in het algemeen meer negativiteit bij jongere en oudere collega’s. Van de federale overheid mag worden verwacht dat ze zichzelf een voorbeeldfunctie oplegt met betrekking tot het creëren van een holebivriendelijke werkvloer.

1. Worden er in de administratieve diensten en eventuele overheidsbedrijven die onder uw bevoegdheid vallen, problemen gedetecteerd met betrekking tot de coming-out van homo-, bi- of transseksuele werknemers?

2. Ervaart men een verschil in de terughoudendheid van werknemers om voor hun geaardheid uit te komen naargelang er al dan niet oversten en andere collega’s op de betrokken diensten werken die al uit de kast zijn gekomen?

3. Werden er in de administratieve diensten en eventuele overheidsbedrijven die onder uw bevoegdheid vallen het afgelopen jaar problemen op de werkvloer of pestgedrag gedetecteerd ten aanzien van homo-, bi- of transseksuele werknemers?

4. Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd en van welke aard waren die problemen?

5. Zijn die problemen gedetecteerd bij specifieke categorieën van werknemers (leeftijd, geslacht, religie, scholingsgraad, afkomst, …)?

6. Hoe vaak en op welke manier werd hier tegen opgetreden?

7. Werden in de administratieve diensten en eventuele overheidsbedrijven die onder uw bevoegdheid vallen specifieke maatregelen genomen om een holebivriendelijke werkomgeving te creëren?

8. Zo ja, welke initiatieven werden genomen?

9. Zo neen, zal dat alsnog op korte termijn gebeuren?

Antwoord ontvangen op 30 januari 2012 :

Ik heb de eer het geachte lid de gevraagde gegevens mee te delen.

1. De federale overheid in het algemeen en de Federale Overheidsdienst (FOD) P&O in het bijzonder, wil een voorbeeld zijn voor andere werkgevers op het vlak van arbeidsvoorwaarden. Ze wenst ook de privé-keuzes van elk van haar personeelsleden volledig te eerbiedigen.

De opvolging van eventuele problemen met betrekking tot de coming out van homo-, bi- of transseksuele personeelsleden gebeurt aan de hand van info verstrekt door enerzijds het intern netwerk van vertrouwenspersonen samen met de externe psychosociale preventieadviseur en anderzijds door de diversiteitsverantwoordelijke van de FOD P&O.

Tevens wordt aan elk vertrekkend personeelslid tijdens het exitgesprek expliciet de volgende vraag gesteld:

“Bent u ooit geconfronteerd geweest met feiten van discriminatie binnen de FOD P&O op basis van uw seksuele geaardheid?”

Indien we desgevallend discriminaties zouden vaststellen, worden er maatregelen voorgesteld onder andere in het tweejaarlijks exitrapport (een rapport met de globale gegevens/bevindingen van exitgesprekken). Dit rapport wordt voorgelegd aan het directiecomité.

Er werden tot nog toe geen problemen vastgesteld.

2. zie antwoord onder 1

3. zie antwoord onder 1

4. zie antwoord onder 1

5. zie antwoord onder 1

6. zie antwoord onder 1

7. Het diversiteitsbeleid verwijst naar het respect voor alle zichtbare en niet zichtbare verschillen. De vacatures van de FOD P&O bevatten overigens een diversiteitsclausule die als volgt luidt: « Diversiteit is een belangrijk principe voor de FOD P&O. Het belangrijkste is dat je over de geschikte competenties beschikt, ongeacht je geslacht, huidskleur, geloofsovertuiging, eventuele handicap, seksuele geaardheid, leeftijd, … »

De FOD P&O organiseerde tevens een opleiding voor leidinggevenden op 14 december 2010 en op 31 maart 2011 om diversiteit binnen hun dienst te managen. De opleiding was erop gericht om vooroordelen (ook op basis van seksuele geaardheid) te herkennen en hiermee om te gaan en om interacties tussen verschillende medewerkers binnen het team beter in te schatten en eventuele spanningsvelden op een professionele wijze te benaderen.

Wat de ambtenaren betreft, heeft het koninklijk besluit van 14 juni 2007 het hoofdstuk “Rechten en plichten” van het besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel gewijzigd. De bepaling van artikel 7 beoogt de relaties met de collega’s en het wederzijds respect. De rijksambtenaar « dient zijn collega's, zijn hiërarchische meerderen en zijn ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Hij vermijdt elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden. ».

Het diversiteitsbeleid blijft een van mijn aandachtspunten. Aan de hand van dit beleid sensibiliseren we de leidinggevenden en alle ambtenaren omtrent het respect voor alle verschillen.

8. zie antwoord onder 7

9. zie antwoord onder 8.