Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4935

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Landsverdediging

Libië - Val van Kadhafi - NAVO - Mandaat Verenigde Naties - Verlenging - Operaties - Bescherming burgerbevolking - Belgische deelname - Kostprijs

Libië
NAVO
strijdkrachten in het buitenland

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
26/1/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3609

Vraag nr. 5-4935 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds de dood van Kolonel Kadhafi op 20 oktober 2001 blijft de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) toch operationeel in Libië en dit tot het einde van de maand oktober. Nochtans kon de NAVO enkel handelen onder het mandaat van de Verenigde Naties (VN) waarbij interventie moesten begrensd blijven tot het beschermen van de burgerbevolking. Men kan en moet zich afvragen of de NAVO binnen dit VN-mandaat nog opdrachten te vervullen heeft, zeker sinds de dood van de vorige dictator.

Hierover de volgende vragen:

1) Welke operaties werden er door de Navotroepen nog uitgevoerd in Libië tussen 20 oktober en 1 november 2011? Hoe kaderden deze operaties binnen het VN-Mandaat?

2) Aan welke operaties van de NAVO werd er door ons land en door onze soldaten deelgenomen sinds 20/10/11? Hoe pasten deze binnen het VN-mandaat?

3) Reeds voor de zomermaanden kondigde de geachte minister aan dat de militaire slagkracht van het Kadhafi-regime volkomen tot nul was herleid. Aan welke operaties werd er sinds juli 2011 nog deelgenomen door Belgische soldaten, wetende dat het optreden van de NAVO enkel kon kaderen binnen de opdracht om de burgerbevolking te verdedigen? Waar en wanneer was de burgerbevolking in Libië in gevaar sinds begin juli 2011 en zeker sinds 20/10/2011?

4) Wat is de kostprijs voor ons land voor de deelname aan de NAVO-operaties in Libië sinds de dood van Kadhafi?

Antwoord ontvangen op 26 januari 2012 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen. 

  1. Defensie en haar coalitiepartners hebben na de dood van Khadafi hun acties in het kader van het opleggen van een wapenembargo, het in stand houden van de No Fly Zone en de bescherming van de burgerbevolking, verder gezet binnen het bestaande Verenigde Naties (VN)-mandaat (Resolutie 1970, 1973 en 2009) dit volgens de regels en procedures afgesproken binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) commandostructuur.  

  1. Tussen de dood van Kolonel Khadafi op 20 oktober en het einde van de Operatie Unified Protector (OUP) op 31 oktober, heeft het Belgisch detachement F-16 enkel nog verkenningsvluchten uitgevoerd. De Belgische mijnenjager BNS LOBELIA heeft haar opdracht verder gezet door het uitvoeren van Maritime Interdiction Operaties (MIO) om zo het maritieme embargo -opgelegd met de VN resolutie – te helpen afdwingen, buiten de territoriale wateren van Libië. Op 27 oktober heeft het schip koersgezet naar de haven van La Valletta op Malta, waar het gebleven is tot het einde van OUP.  

  1. Een sleutelmoment tijdens de NAVO campagne tegen het Khadafi-regime was ongetwijfeld de val van de stad Tripoli eind augustus. De militaire situatie in Libië was op dat moment onduidelijk en onvoorspelbaar. Onder andere in en rond de steden Sirte en Misratah werd nog altijd hevig strijd geleverd. De objectieven van OUP, en in het bijzonder de bescherming van de burgerbevolking, waren ontegensprekelijk nog niet bereikt.

De inzet van de Belgische F-16’s en de mijnenjager BNS LOBELIA ging dus onverminderd verder, conform het mandaat goedgekeurd door de Ministerraad in maart. De strategische keuze van de NAVO om het embargo in de lucht en op zee te doen respecteren dit zonder aanwezigheid op de grond bleek bijzonder doeltreffend te zijn in het geval van Libië, zelfs indien deze keuze tijd nodig heeft gehad om resultaten op te leveren. Kortom, tot de dood van Kolonel Khadafi hebben onze militairen bijgedragen aan de realisatie van de objectieven vervat in de verschillende VN-resoluties met, enerzijds, de inzet van onze F-16 gevechtsvliegtuigen door het uitvoeren van verkenningsmissies en offensieve acties tegen militaire doelen ter bescherming van de burgerbevolking en, anderzijds, de inzet van een mijnenjager om het embargo te ondersteunen en de toegang tot de Libische zeehavens te vrijwaren. Na 20 oktober 11, werden de opdrachten door het NAVO Commando bijgesteld. In het domein van de luchtoperaties werden dan enkel nog verkenningsmissies uitgevoerd om “situational awareness” te behouden. Een “ground alert” werd opgelegd om in het geval van problemen snel en adequaat te kunnen tussenkomen. 

  1. De totale kostprijs voor de deelname aan de militaire operatie in Libië sinds de aanvang tot 31 oktober 2011 bedraagt 32,350 miljoen euro netto – 43,986 miljoen euro Bruto.