Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4882

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Dromedaris - Kameel - Vlees - Import - Invoertaks - Australië - Europees Hof van justitie

vlees
fauna
Australië
invoer
heffing bij invoer
douane

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
26/1/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3704

Vraag nr. 5-4882 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent oordeelde het Europees Hof van Justitie in het voordeel van een importeur van kamelenvlees en in het nadeel van de Belgische douane. Blijkbaar oordeelde de douane dat kamelen dienen te worden beschouwd als paarden en dat bij import van dit vlees ook de invoertaks van paarden (9 %) wordt toegepast. Dit kostte de importeur negenduizend euro. Het Europees Hof besliste dat de kamelen (en dromedarissen) in kwestie als wilde dieren moeten worden beschouwd en dat er dus geen invoertaks verschuldigd is. Een krant vermeldde ook dat de douane ook niet wou geloven dat er kamelenvlees (eigenlijk dromedarisvlees) uit Australië kan worden ingevoerd omdat deze dieren daar niet zouden voorkomen… dit terwijl er duizenden dromedarissen in het wild rondlopen en zelfs de omvang van een plaag aannemen.

Hierbij de volgende vragen:

1) Hoe verklaart de geachte minister de minstens eigenaardig te noemen opstelling van de douane die - met hardnekkigheid - kamelen wilden taxeren zoals paarden, terwijl de internationale praktijk daar helemaal anders over oordeelt en daarvoor uiteindelijk ook door het Europese Hof van Justitie in het ongelijk werd gesteld? Waarop baseerde de douane dit standpunt?

2) Beaamt hij dat de douane de import van 'wild' kamelenvlees (in feite dromedarisvlees) uit Australië jarenlang tegenhield vanuit de veronderstelling dat dit soort dieren niet in het wild voorkomt in Australië?

Antwoord ontvangen op 26 januari 2012 :

In het arrest van het Europees Hof van Justitie van 27 oktober 2011 in de zaak C-559/10 waarnaar het geachte lid waarschijnlijk verwijst, blijkt duidelijk dat het voorwerp van het indelingsgeschil tussen de Belgische staat en een invoerder van Australisch kamelenvlees geenszins betrekking had op een tariefindeling door de Belgische douane van vlees van kamelen of dromedarissen als vlees van paarden, maar wel op de vraagstelling of vlees van kamelen die in het wild leven, moet worden beschouwd als “vlees van wild”. 

Deze problematiek is helemaal niet nieuw zoals kan opgemaakt worden uit een publicatie in 1992 door de Europese Commissie van een toelichting op de Gecombineerde Nomenclatuur (Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, nr. C34 van 12 februari 1992) waarin staat dat vlees van in het wild levende Australische varkens in tarifair opzicht niet als “wild” kan ingedeeld worden. De Belgische douane heeft sindsdien een ongewijzigd standpunt ingenomen omdat het ook nooit werd ontkracht door een rechtsinstrument met een afwijkende strekking. 

Niettemin had de Belgische douane met het oog op een verduidelijking over de vraag die rijst  voor kamelenvlees, de Europese Commissie in 1997 om advies verzocht, waarop deze liet weten dat kamelenvlees niet als “wild” kon beschouwd worden en dus viel onder de tariefindeling die destijds van toepassing was voor “ander vlees en eetbare slachtafvallen, andere dan van konijnen of van hazen en andere dan kikkerbilletjes”. 

De verwijzing in de door de douane gevoerde argumentatie naar paarden had trouwens enkel de waarde van een vergelijkingspunt omdat er vanuit tarieftechnisch oogpunt  geen enkel verschil wordt gemaakt tussen vlees van paarden die in het wild hebben geleefd en van paarden die in gevangenschap werden gekweekt. Dergelijk vlees wordt onveranderlijk ingedeeld onder tariefpost 02.05 van de nomenclatuur van het Geharmoniseerd Systeem inzake de Omschrijving en Codering van Goederen (G.S.) dat wordt uitgegeven door de Werelddouaneorganisatie. Deze nomenclatuur heeft een bindend karakter voor alle aangesloten partijen, waaronder alle lidstaten van de Europese Unie. 

De betwisting tussen de Belgische douane en een invoerder ging dus helemaal niet over de vraag of het ingevoerde vlees van kamelen kon afkomstig zijn, dan wel van andere dieren, en nog veel minder over de vraag of die kamelen al dan niet in het wild leefden. Het arrest van het Europees Hof van Justitie beperkt zich ertoe voor recht te zeggen dat vlees van kamelen die in het wild geleefd hebben, vanuit tarieftechnisch standpunt moet ingedeeld worden als “ander vlees van wild” van de tariefpostonderverdeling 0208 9040, maar onder de voorwaarde sine qua non dat het vlees is van dieren waarop werd gejaagd.