Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4819

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie

Recht op toegang tot het grondgebied - Familieleden van burgers van de Europese Unie (EU) - Toepassing

toelating van vreemdelingen
EU-onderdaan
familiemigratie

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
19/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2730

Vraag nr. 5-4819 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het jaarverslag 2010 van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding (CGKR) worden een aantal adviezen verstrekt aan de Belgische autoriteiten in verband met het recht op toegang tot het grondgebied voor familieleden van burgers van de Europese Unie (EU) (blz.38, 39 en 41). Het Centrum ontving hieromtrent heel wat meldingen die erop wijzen dat dit recht vaak niet wordt gerespecteerd.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Is de geachte staatssecretaris op de hoogte van de lacune in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, die het verblijf voor EU-burgers en hun familieleden regelt? Deze wet is, nopens een oordeel van het Grondwettelijk Hof, strijdig met het non-discriminatie en gelijkheidsbeginsel van onze Grondwet. Zal hij, conform het advies van het CGKR, deze wet aan te passen aan het arrest nr. 128/2010 van het Grondwettelijk Hof en de EU-burgerrichtlijn? Wanneer en hoe zal hij dit advies concretiseren?

2) Zal hij het advies van het CGKR opvolgen om het artikel 5 van de EU-burgerrichtlijn om te zetten, zodat familieleden van een EU-burger desgevallend zo spoedig mogelijk en via een versnelde procedure een inreisvisum kunnen aanvragen?

3) Wil hij het advies van het CGKR opvolgen, gericht aan de bevoegde administraties, met als inhoud om de bepalingen van de visumcode niet toe te passen op de verzoeken tot afgifte van een visum door familieleden van EU-burgers?

4) Engageert hij zich om het advies van het CGKR over het bij wet vastleggen van een kosteloze en versnelde procedure voor de afgifte van een reisvisum voor visumplichtige familieleden van EU-burgers?

5) Hoe en wanneer zal hij het advies van het CGKR opvolgen om wettelijke bepalingen te voorzien betreffende de behandelingstermijn van visumverzoeken gezinshereniging ingediend door familieleden van EU-burgers, conform het arrest nr. 128/2010 van het Grondwettelijk Hof?

Antwoord ontvangen op 19 maart 2012 :

1) De huidige wetgeving is in overeenstemming met de richtlijn 2004/38/EG. De erkenning van het recht op verblijf vindt op het grondgebied van het Rijk, en niet vanuit het buitenland, plaats. Artikel 42 van de wet van 15 december 1980 bepaalt het volgende : « Hoofdstuk 1. Het recht op een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk wordt zo snel mogelijk en ten laatste zes maanden volgend op de datum van aanvraag zoals bepaald in § 4, tweede lid, erkend (enz.) ».  Hoofdstuk 4, tweede lid bepaalt het volgende : « Zij moeten ten laatste worden aangevraagd bij het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van binnenkomst bij het gemeentebestuur van de plaats waar men verblijft. (enz.) » 

De enige formaliteit die vanuit het buitenland kan worden geëist is de aanvraag van een C-visum, indien het familielid krachtens verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 voor het oversteken van de grenzen onderworpen is aan de visumverplichting. 

2) Deze vereisten met betrekking tot gemak en versnelling hebben op het niveau van de diplomatieke en consulaire posten het voorwerp uitgemaakt van een instructie, met een duidelijke aanwijzing voor deze categorie dat de visumaanvraag door middel van een versnelde en kosteloze procedure moet worden behandeld, en dit in afwachting van een wetswijziging die erop gericht is om dit uitdrukkelijk te vermelden in de wet van 15 december 1980. Deze wetswijziging past in het kader van het beroep wegens niet-nakoming van een verplichting dat wegens de slechte omzetting van de richtlijn 2004/38/EG door de Europese Commissie tegen België werd ingesteld. 

3) De Visumcode (reglement dat de voorwaarden en procedures van aflevering van visa kort verblijf en transit in de EU vastlegt) is niet van toepassing op de familieleden van een burger van de Unie. Dit blijkt duidelijk uit artikel 1 van de Visumcode: « Deze verordening is van toepassing op onderdanen van derde landen (enz.) zulks onverminderd de rechten van vrij verkeer die worden genoten door onderdanen van derde landen die gezinsleden van burgers van de Unie zijn. (enz.) » 

Een deel van de Visumhandleiding  (een omzendbrief die de Visumcode verduidelijkt) is volledig aan hen gewijd. Het gaat meer in het bijzonder om deel 3, met de titel: « bijzondere regels die van toepassing zijn op de aanvragers die familielid van een burger van de Unie of van een Zwitserse onderdaan zijn. » 

Alhoewel in het algemeen een Belg inderdaad niet geniet van de rechten die verleend worden door de richtlijn 2004/38/EG gezien tevens de dimensie van vrij verkeer afwezig is, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie het toepassingsgebied van de richtlijn uitgebreid tot de burgers van de Unie die na in een andere Lidstaat verbleven te hebben naar hun land terugkeren en tot de burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer in een andere Lidstaat hebben uitgeoefend zonder er te verblijven, bijvoorbeeld om er diensten te verlenen. 

We houden ons aan de bepalingen van de richtlijn en als er problemen zijn, dan hebben die meestal betrekking op het volgende : 

-    De visumaanvrager beweert dat men aanspraak maakt op de richtlijn, maar levert niet het bewijs dat men familielid is van een burger van de unie ;

-    De visumaanvrager bewijst niet dat men een burger van de unie (die gebruik maakt van zijn recht tot vrij verkeer) komt vervoegen in België of komt vergezellen naar België ;

-    De te vervoegen burger van de unie heeft een fictief adres opgegeven in België en woont reëel nog in zijn eigen land, waardoor deze niet effectief gebruik maakt van zijn recht tot vrij verkeer, maar het wel de bedoeling is de eigen strengere nationale bepalingen te omzeilen (de zogenaamde België-route). 

In deze gevallen wordt niet de richtlijn toegepast, maar de visumcode. 

4) Idem vraag 2. 

5) Idem vraag 1.