Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4803

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Staatsschuld - Aandeel van de gemeentelijke overheden - Trimestriële ramingen - Parameters

overheidsschuld
lokale financiën
gemeente

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
26/1/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2609

Vraag nr. 5-4803 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het antwoord van de geachte minister op mijn schriftelijke vraag nr. 5-2106 bevat het volgende element: " De Nationale Bank raamt de schulden van de gemeentelijke, provinciale en andere entiteiten die onder Entiteit II ressorteren (met uitzondering van de gemeenschappen en gewesten zelf, voor dewelke er wel gedetailleerde cijfers voorhanden zijn) een maal per trimester. Het gaat om een globaal cijfer voor het ganse land. "

Daarmee verklaart hij waarom er geen details over het aandeel van de gemeentelijke overheden in de Staatsschuld beschikbaar zijn.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Op welke basis, criteria, assumpties, veronderstellingen, hopelijk gebaseerd op empirische parameters en indicatoren, steunt de Nationale Bank bij het maken van de trimestriële ramingen voor het aandeel van de gemeentelijke overheden in de Staatsschuld?

2) In welke mate worden de Belgische gemeentebesturen apart meegenomen in deze ramingen? Meer concreet, hoe worden deze gewogen in het totaal van de ramingen, welk relatief aandeel wordt hen toebedeeld?

3) Hoe evolueerden de trimestriële ramingen van de Nationale Bank voor het aandeel van de gemeentebesturen in de Staatsschuld per jaar in de periode van 2006 tot 2010?

4) Werden of worden de parameters die bij deze trimestriële ramingen worden gehanteerd besproken in overleg met vertegenwoordigers van de gemeentebesturen of hun belangenverdedigers?

Antwoord ontvangen op 26 januari 2012 :

  1. Het concept van de schuld van de lokale besturen komt overeen met de bruto geconsolideerde schuld in nominale waarden in de volgende categorieën van verbintenissen (zoals gedefinieerd in ESER 1995): munten en deposito’s, effecten andere dan aandelen met uitzondering van afgeleide financiële producten, en kredieten.

    In afwezigheid van balansgegevens wordt de bruto geconsolideerde schuld van de lokale besturen berekend vanuit indirecte bronnen (gegevens die aangeleverd worden door andere institutionele sectoren). Het gaat in het bijzonder, voor wat de kredieten betreft, over de balansgegevens van de kredietinstellingen (het “Schema A”), en, voor de obligaties en de schatkistcertificaten, de gegevens van de clearing van de Nationale Bank van België. De lokale besturen hebben geen schuld onder de vorm van deposito’s.

  2. Vermits de schuld berekend wordt op basis van indirecte bronnen waarvan de meeste geen gedetailleerde informatie bevatten aangaande het type van administratie, is het niet mogelijk om de schulden van de gemeenten af te zonderen van de schulden van de andere entiteiten die afhangen van de administratieve overheden (provincies, Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)’s, politiezones, VZW’s).

  3. De geconsolideerde bruto schuld voor het geheel van de lokale overheden wordt trimestrieel gepubliceerd op Belgostat (domein overheidsfinanciën) alsook in het Statistisch Bulletin van de Nationale Bank van België. De gegevens bevinden zich in de bijlage.

  4. De Bank heeft tot op heden enkel de bovenstaande bronnen gebruikt in de afwezigheid van directe en gedetailleerde informatie vanwege de institutionele eenheid. Een project van gegevensverzameling voor geïndividualiseerde boekhoudkundige gegevens is lopende, in samenwerking met de voogdijoverheden.