Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4682

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Slimme camera's - Koppeling nationale databank van de politie - Herkenning nummerplaten - Opsporing dronken bestuurders - Privacy - Hiaat wetgeving

wegverkeer
videobewaking
registratie van een voertuig
politiecontrole
verkeersveiligheid
eerbiediging van het privé-leven

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
31/5/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2893

Vraag nr. 5-4682 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Dendermonde plaatste men zogenaamde slimme camera's. Ze detecteren de nummerplaten van auto's en worden gekoppeld aan de nationale databank van de politie. Als een geseinde nummerplaat wordt gelezen, volgt er een automatisch alarm. Het Dendermondse stadsbestuur legt eveneens een databank aan met bestuurders (en hun nummerplaten) die positieve bliezen. Bij een controle worden die prioritair aan de kant gezet. De korpschef, Paul Putteman, stelt hieromtrent erg lapidair " Wie niets te verbergen heeft, hoeft niets te vrezen ". Een slogan die perfect verwoordt wat Orwell projecteerde in zijn roman " 1984 ".

Privacyexperts duiden in dit verband op een lacune in de huidige wetgeving, die het gebruik van slimme camera's niet voorzag. Ook de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ervaart een probleem en benoemt deze situatie als een grijze zone in de wetgeving.

Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister dat de huidige wetgeving een hiaat vertoont met betrekking tot de inzet van de zogenaamde slimme camera's?

2) Voorziet hij aanpassingen van de wet? Zo ja, wanneer en met welke inhoud? Zo niet, waarom laat hij deze onduidelijkheid bestaan?

Antwoord ontvangen op 31 mei 2012 :

1. Ik ben niet bevoegd om mij uit te spreken over de feiten die de heer senator heeft aangevoerd.

De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens is de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens.

Voornoemde wet van 8 december 1992 is een algemeen wettelijk kader inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zij is dus van toepassing op de verwerking van door bewakingscamera's geregistreerde gegevens, daaronder begrepen beelden.

Niettemin werd naar aanleiding van het advies 31/2006 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een specifieke wetgeving uitgewerkt inzake bewakingscamera's: de wet van 21 maart 2007.

Ter herinnering: in artikel 5, paragraaf 1, van deze wet is bepaald dat de beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera's in een niet-besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking, die zijn beslissing meedeelt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een onafhankelijke commissie die onder de Kamer van Volksvertegenwoordigers ressorteert.

Bovendien legt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op haar website uit dat wie een bewakingscamera wil plaatsen en gebruiken rekening moet houden met het proportionaliteitsbeginsel.

Dat houdt in:

• dat er een evenwicht moet bestaan tussen het belang van de verantwoordelijke voor de verwerking en het recht op de bescherming van het privéleven van de gefilmde persoon.

Bijvoorbeeld: is het nodig dat er in de wachtkamer van een arts een camera wordt geïnstalleerd?

• dat de verwerking van de beelden passend en noodzakelijk moet zijn, dat wil zeggen dat de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens zich ervan moet vergewissen dat het niet mogelijk is andere maatregelen te treffen die de persoonlijke levenssfeer van de gefilmde persoon minder aantasten. Het is bijvoorbeeld niet noodzakelijk dat een concertorganisator de ingang filmt van de concertzaal om erop toe te zien dat elke concertganger betaalt. Hij kan immers een of meer controleurs aan de ingang plaatsen die elke concertganger controleren op het bezit van een geldig toegangskaartje;

• dat er geen overbodige beelden verwerkt mogen worden en dat de camera in principe niet gericht mag worden op een plaats waarvoor de verantwoordelijke voor de verwerking niet bevoegd is. Een dancinguitbater die een bewakingscamera plaatst, mag zijn camera niet op de straat richten, opdat hij eventuele amokmakers al van ver zou kunnen zien aankomen. Zulke beelden zijn niet alleen overbodig, want het overgrote deel van de weggebruikers is geen dancingbezoeker, laat staan een amokmaker, maar de uitbater is in principe ook niet gemachtigd om een publieke plaats zoals de openbare weg te filmen.

Artikel 4 van de wet van 21 maart 2007 luidt als volgt: "De wet van 8 december 1992 is van toepassing behalve in die gevallen waar deze wet uitdrukkelijk een tegengestelde bepaling bevat."

Bovendien gelden er sectornormen voor sommige specifieke verwerkingen door bewakingscamera's. Voorbeelden daarvan zijn de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer en de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden.

Het gebruik van bewakingscamera's en de verwerking van persoonlijke gegevens door middel van die camera's zijn dus aan tal van regelgevingen onderworpen.

De verwerking van beelden van bewakingscamera's is onderworpen aan de voorwaarden bepaald in de wet van 8 december 1992, en ter aanvulling daarvan aan de voorwaarden gesteld in de wet van 21 maart 2007.

De persoonlijke gegevens van de burgers zijn dus voldoende beschermd.

2. De hoger vermelde Richtlijn 95/46/CE maakt op dit moment het voorwerp uit van een herziening.

Een voorstel tot reglementering werd in de loop van de laatste maanden neergelegd door de Europese commissie. Deze ontwikkeling zou kunnen uitmonden in een wijziging van de wet van 8 december 1992 alsook van de wet van 21 maart 2007.