Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4628

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Huiselijk geweld tegen moslima's - Regelgeving - Klachten - Maatregelen

huiselijk geweld
moslim
positie van de vrouw
migrerende vrouw

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
18/4/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-1405

Vraag nr. 5-4628 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Zoals bij al hun seksegenoten, zijn ook veel vrouwen van Maghrebijnse afkomst slachtoffer van huishoudelijk geweld. Deze vorm van geweld, als ontoelaatbare en criminele praktijk, blijkt algemeen breed verspreid. De Vereniging voor ontwikkeling en emancipatie van moslims (VOEM) meldde recent erg verontrustende cijfers. Daarbij wijst de vereniging op het taboe rond huishoudelijk geweld, dat bij Maghrebijnse vrouwen relatief groot is. Sinds een half jaar werkt VOEM vooral in Antwerpen aan een project om vrouwen bij te staan. Ze verstrekken informatie over huishoudelijk geweld bij onder andere Marokkaanse vrouwen. VOEM treedt ook op als aanspreekpunt bij een vermoeden van huiselijk geweld.

Vrouwen in deze precaire situatie kennen onvoldoende hun rechten, beschikken over geen financiële autonomie en geraken volledig geïsoleerd. Heel vaak gaat het om Marokkaanse vrouwen die hier trouwen met een Belgisch-Marokkaanse man. Sommige van deze vrouwen leven hier al gedurende vijftien tot twintig jaar en doorstonden al die jaren huiselijk geweld. Ook in deze situatie zijn Maghrebijnse vrouwen sterk vergelijkbaar met hun lotgenoten van Belgische afkomst. Het gebrek aan bestaansmiddelen, de quasi absolute afhankelijkheid verhinderen hen hun man te verlaten. Gelukkig kunnen deze vrouwen rekenen op daadwerkelijke solidariteit bij andere moslima's. De omvang en de aard van deze problematiek eisen snelle en doortastende acties. Deze criminele en mensonwaardige praktijken moeten stoppen. De samenleving draagt hier een grote verantwoordelijkheid.

Ik heb hierover reeds de vraag om uitleg nr. 5-371 over gesteld aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. Ze moest me enkele antwoorden schuldig blijven aangezien deze niet tot haar bevoegdheid horen.

Vandaar kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan u de omvang en het belang van deze problematiek inschatten? Beschikt u over cijfers en gegevens met betrekking tot huishoudelijk geweld in families van Maghrebijnse afkomst? Kan u mij informeren over het aantal neergelegde klachten over huishoudelijk geweld bij moslima's in de afgelopen jaren? Kunnen er evoluties worden vastgesteld en geduid? Kan u mij informeren over het aantal strafrechtelijke en burgerrechterlijke procedures betreffende deze problematiek? Weet u tot welk resultaat deze klachten leidden? Hoe duidt en evalueert u deze ontwikkelingen?

2) Is er een samenwerking tussen justitie en politiediensten en hoe verloopt deze? Is er een samenwerking met de gemeentebesturen en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW)? Doet men een beroep op de expertise van organisaties zoals het VOEM? Hoe verloopt deze samenwerking?

3) Op welke wijze wordt u betrokken bij de actieplannen tegen intra-familiaal geweld? Hoe beoordeelt u uw participatie aan dit actieplan? Bestaan er in uw beleidsdomein beleidsinstrumenten met expliciete aandacht voor de specifieke situatie van Maghrebijnse families?

4) Werden de regelgeving en de maatregelen inzake de bescherming tegen en opsporing van huishoudelijk geweld al geëvalueerd? Zijn er tekortkomingen in deze regelgeving of in de naleving ervan? Waar situeren deze zich? Welke verdere initiatieven plant u samen met de andere ministers zodat de regelgeving in de toekomst beter wordt nageleefd?

Antwoord ontvangen op 18 april 2012 :

Op basis van de inlichtingen die door de bevoegde diensten werden overgemaakt, kan ik u volgende elementen van antwoord meedelen.  

1. De verschillende officiële cijfers waaruit intrafamiliaal geweld zou afgeleid kunnen worden, met name de meldingsstatistieken van de politie, de parketstatistieken en de veroordelingstatistieken, laten niet toe te onderzoeken wat het aandeel van geweld tegen moslima’s hierin is. Hoeveel meldingen omtrent intrafamiliaal geweld betrekking hebben op families met Maghrebijnse afkomst wordt niet geregistreerd. Gelet op de registratiesystemen van politie en parket lijkt dit ook niet meteen mogelijk. Een vergelijkbare duiding hieromtrent werd eerder in de Kamercommissie van Justitie gegeven naar aanleiding van de mondelinge vraag n° 2354.  

2. Er is zeer zeker samenwerking tussen justitie en politiediensten. Inzake partnergeweld is dit sterk uitgebouwd via de omzendbrief COL 4/2006, die gemeenschappelijk werd aangenomen door de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal. Niet alleen geeft deze omzendbrief, die in werking is sinds 1 maart 2006, richtlijnen die de samenwerking tussen politie en parket bij partnergeweld regelt en sterk verbeterd heeft. Maar deze omzendbrief geeft ook richtlijnen om de samenwerking met externe diensten uit te werken. Zo heeft elke procureur des Konings een actieplan uitgewerkt met het oog op de bestrijding van het partnergeweld in zijn arrondissement. Deze plannen houden rekening met de mogelijkheden qua opvang in het arrondissement van slachtoffers en daders door de openbare instellingen en diensten en de privé verenigingen die actief zijn op sociaal, psychologisch, medisch en gerechtelijk vlak. Dit plan wordt dan ook geconcretiseerd met samenwerkings-protocollen.

Welke diensten hierin betrokken worden, hangt dus af van lokale omstandigheden en noodzakelijkheden. Deze actieplannen met hun samenwerkingsprotocollen kunnen dus verschillen tussen de arrondissementen.

De VZW Vereniging voor Ontwikkeling & Emancipatie van Moslims (VOEM) is sinds augustus 2010 gestart met een project om Maghrebijnse vrouwen die slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld bij te staan. Zij krijgen hiervoor de ondersteuning van stad Antwerpen. Ik ben niet op de hoogte van een concrete samenwerking betreffende dit project met het Openbaar Ministerie. Maar het spreekt voor zich dat de diensten van politie en justitie net zo goed toegankelijk zijn voor personen met een Maghrebijnse afkomst.  

3. Zoals eerder reeds vermeld, werd de omzendbrief COL 4/2006 betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld gemeenschappelijk aangenomen door de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal.

De lokale actieplannen behoren echter tot de bevoegdheid van de procureurs des Konings.

Daarnaast ben ik eveneens betrokken in het Nationaal Actieplan (NAP) ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld 2010-2014 (goedgekeurd door de Interministeriële Conferentie voor Integratie, 23 november 2010). De situatie van Maghrebijnse families komt hierin niet in het bijzonder aan bod (uitgezonderd in een maatregel met betrekking tot gedwongen huwelijken onder de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Gemeenschap). Tot dusver is er slechts een beperkte beeldvorming van het probleem aanwezig. Migratie vormt een extra moeilijke omstandigheid bij partnergeweld, waaraan het NAP in de toekomst verder tegemoet wenst te komen. Het is nog niet nodig gebleken om een specifiek beleidsinstrument op te maken in het kader van de strafrechtelijke aanpak van partnergeweld bij Maghrebijnse families. Maar, alle maatregelen die gelden voor partnergeweld of intrafamiliaal geweld, dienen evenzeer mensen van Maghrebijnse afkomst. 

4. De gemeenschappelijke omzendbrief COL 4/2006 wordt geëvalueerd door het College van procureurs-generaal met de steun van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid. Concreet wordt dit uitgevoerd door een werkgroep (tijdelijk met de steun van drie subgroepen). De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid (DSB) heeft een bevraging van het terrein ondernomen alsook een balans opgemaakt van alle analyses met betrekking tot de evaluatie van COL 4/2006. Daarnaast heeft ze ook een analyse gemaakt van de beschikbare werkingsmiddelen. Deze analyses zijn eenvoudig raadpleegbaar via de website van de DSB, http://www.dsb-spc.be/

In bovengenoemde werkgroep wordt bekeken waar het strafrechtelijk beleid eventueel bijgestuurd dient te worden en/of waar de omzendbrief COL 4/2006 dient te worden aangepast.

Wat betreft verdere initiatieven die ik samen met de andere ministers plan, verwijs ik graag naar het Nationaal Actieplan partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld, waarin alle maatregelen staan opgesomd.