Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4609

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Europese Unie - Iran - Israël - Nucleair programma - Sancties

Europese Unie
Iran
internationale sanctie
Israël
kernwapen
non-proliferatie van kernwapens
beperkende maatregel van de EU

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
5/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3817

Vraag nr. 5-4609 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent kwamen de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie (EU) tot eensgezindheid over de strafmaatregelen voor Iran, omwille van zijn nucleaire programma. Dit bericht kwam er na anonieme berichten uit EU-kringen. Deze strafmaatregelen zullen op 1 december geformaliseerd worden, tijdens een bijeenkomst van de EU-ministers van Buitenlandse Zaken. Voor alle duidelijkheid, het lijkt me een goede zaak dat er maatregelen genomen worden om het nucleair programma van Iran te stoppen. Elke militaire uitbarsting moet in deze bijzonder gevoelige regio voorkomen worden.

In dezelfde broeierige regio bevindt zich ook de staat Israël. Deze staat behoort eveneens niet tot de EU en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NATO) maar beschikt wel over veel verder gevorderde nucleaire technologie, waaronder operationele kernwapens.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoe verklaart de geachte minister de strafmaatregelen tegen Iran, omwille van zijn nucleair programma, terwijl een andere natie - Israël - in dezelfde conflictueuze regio, over veel verder gevorderde nucleaire technologie beschikt, waaronder operationele kernwapens, en niet als onderwerp van soortgelijke strafmaatregelen fungeert?

2) Is de staat Israël qua monitoring van en controle op zijn nucleaire mogelijkheden en instrumenten meer open en communicatief dan Iran?

3) Is de geachte minister bereid om naar aanleiding van de strafmaatregelen tegen Iran een soortgelijke kritische en afwijzende attitude voor te stellen met betrekking tot de nucleaire mogelijkheden van Israël? Zo ja, hoe en wanneer zal hij dit voorstel formuleren. Zo niet, op basis van welke argumenten verklaart hij de positieve discriminatie van de staat Israël?

4) Welke waarborgen hebben we dat Israël geen gebruik zal maken van haar nucleaire component en geen militaire dreiging zal hanteren tegenover andere landen in die regio?

Antwoord ontvangen op 5 maart 2012 :

1. Het Iraanse nucleaire programma wordt in eerste instantie beoordeeld op basis van de talrijke rapporten van het IAEA en van de doorverwijzing naar de Veiligheidsraad waaruit blijkt dat Iran zijn internationale verplichtingen niet correct naleeft. Iran heeft het Non-Proliferatieverdrag (NPT) ondertekend en is op die basis gebonden tot samenwerking met het IAEA dat immers aan de internationale gemeenschap de vereiste garanties moet kunnen bieden over het zuiver vreedzaam karakter van het Iraanse nucleaire programma. Dit is vandaag verre van het geval en het meest recente IAEA rapport bevat onrustwekkende elementen.

2. Israël, net zoals India en Pakistan, heeft het NPT niet ondertekend. Israël bevindt zich derhalve in een ander statuut en heeft daarom met het IAEA een andere relatie. De samenwerking op het vlak van garanties tussen het IAEA en Israël verloopt vlot en heeft geen aanleiding gegeven tot beslissingen van de IAEA Raad van Gouverneurs. Dit neemt niet weg dat ons land pleit voor een toetreding van Israël, India en Pakistan tot het NPT; op de laatste toetsingsconferentie van dit verdrag heeft België daartoe uitdrukkelijk opgeroepen. Ons land steunt ook actief de later in 2012 geplande internationale conferentie over de oprichting in het Midden-Oosten van een zone vrij van nucleaire en andere massavernietigingswapens. Israël, dat formeel niet gebonden is door dit project dat voortvloeit uit voormelde toetsingsconferentie, heeft zich tot nog toe constructief opgesteld tijdens een aantal voorbereidende seminaries.

3. De jarenlange clandestiene opbouw van nucleaire verrijkingscapaciteit, de weigering om met het IAEA correct samen te werken en de agressieve toon van de Iraanse leiders ten aanzien van Israël geven aanleiding tot bijzondere ongerustheid in de internationale gemeenschap en in de regio. Golfstaten worden nu gekenmerkt door een grote nervositeit. De Veiligheidsraad heeft sancties opgelegd en de Europese Unie (EU) en andere verantwoordelijke spelers hebben bijkomende maatregelen in het leven geroepen. De bedoeling hiervan is om Iran te overtuigen volledig met het IAEA samen te werken en een diplomatiek oplossing te bekomen die stabiliteit in de regio ten goede zou komen. Israël, dat specifiek door Iran geviseerd wordt, kan zich nog steeds aansluiten bij deze aanpak. De bijkomende EU sancties aangenomen op 23 januari jongstleden hebben als doelstelling druk te verhogen om Teheran terug naar de onderhandelingstafel te brengen, in lijn met het tweesporenbeleid.

4. Wij moeten er alles aan doen om te voorkomen dat een andere aanpak dan de diplomatie zou overwogen worden om het Iraanse nucleaire dossier op te lossen. Israël heeft Iran niet bedreigd met het gebruik van nucleaire wapens maar maakt wel duidelijk dat het zich met alle beschikbare middelen zal verdedigen indien het wordt aangevallen. Iran heeft er alle belang bij om de gevolgen van een agressieve politiek juist in te schatten. Tenslotte menen talrijke andere landen in de regio dat een Iraanse militaire nucleaire capaciteit de regionale veiligheid en stabiliteit negatief zal beïnvloeden.