Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4563

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Wijkgezondheidscentra - Gezondheidszorg - Positief Effect - Cijfers

gezondheidsverzorging
medisch centrum
geografische spreiding
gezondheidsstatistiek

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
9/2/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3630

Vraag nr. 5-4563 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het gecumuleerd positief effect van wijkgezondheidscentra wordt zowat door iedereen met oog en hart voor de gemeenschap bevestigd. Toch vindt dit zo bejubelde concept maar bij mondjesmaat ingang in de Belgische gezondheidszorg.

Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister de cumul van positieve eigenschappen van de wijkgezondheidscentra? Kan zij deze positieve gevolgen illustreren met cijfers en andere data? Vindt zij ook punten van kritiek op het concept van de wijkgezondheidscentra, zo ja welke en waarom?

2) Hoeveel wijkgezondheidscentra zijn er momenteel operationeel in België, dit per provincie en voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Heeft de geachte minister informatie over centra die op korte termijn zullen starten?

3) Beschikt zij over cijfergegevens over de besparingen die worden gerealiseerd door de wijkgezondheidscentra?

Antwoord ontvangen op 9 februari 2012 :

Onze maatschappij staat vandaag voor belangrijke uitdagingen: de vergrijzing, de stijgende prevalentie van chronische ziekten, kortere verblijven in het ziekenhuis, enz. In die context versterken we bij voorrang de eerstelijnsgezondheidszorg, en meer bepaald de complementariteit van en samenwerking tussen de hulpverleners in de eerste lijn.  

Het systeem van de wijkgezondheidscentra vormt één van de interessante formules binnen het kader van die huidige specifieke uitdagingen in de (eerstelijns)gezondheidszorg. De wijkgezondheidscentra zijn een sector in volle ontwikkeling. Er wordt een bijna exponentiële groei van het aantal effectieve wijkgezondheidscentra vastgesteld. 

Merk op dat voor het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) de benaming “wijkgezondheidscentra” geen specifieke benaming vormt. Het gaat om groepspraktijken, die dus hetzelfde statuut als dat van elke andere groepspraktijk hebben. 

Verder kan ook elke huisarts de forfaitaire betaling in plaats van de betaling per prestatie aanvragen. Het zijn dus niet alleen de wijkgezondheidscentra die hiervoor in aanmerking komen.  

 1) De positieve eigenschappen en gevolgen van wijkgezondheidscentra tonen zich op verschillende gebieden.

De meeste wijkgezondheidscentra werken in een systeem van forfaitaire betaling, waarbij de raadplegingen voor de patiënt kosteloos zijn. Dit systeem bevordert de financiële toegankelijkheid tot de eerste lijn.

De nood aan een financieel toegankelijk aanbod van eerstelijnsgezondheidszorg komt onder meer naar voor in een studie over het gedrag, de attitudes en noden van de gezondheidszorgconsumenten, uitgevoerd door Deloitte (Survey of Health Care Consumers in Belgium, 2011). De resultaten tonen dat van de 17 % personen die zeggen geen arts of gezondheidsbeoefenaar te bezoeken als ze ziek of gewond zijn, 39 % aangeeft dat de reden hiervoor de hoge kost voor de zorgen is.  

De wijkgezondheidscentra (zowel degene met een systeem van forfaitaire betaling als een systeem van betaling per prestatie) bevorderen tevens een multidisciplinaire en integrale zorg. Wijkgezondheidscentra organiseren niet alleen op structurele wijze intern multidisciplinair overleg. Ze werken ook actief samen met verscheidene lokale en regionale (beleids)partners op de domeinen van gezondheid en welzijn. Ze spenderen daarbij tijd en aandacht aan zowel lichamelijke, psychische als sociale componenten van gezondheid. 

Stefanie De Winter (“Forfait versus Prestatiegeneeskunde”, 2010) onderzocht door middel van kwalitatief onderzoek de perceptie van huisartsen op de twee grote betaalsystemen in de huisartsgeneeskunde en hun mogelijke invloed op de arts-patiënt relatie. Ze stelt vast dat er in de prestatiegeneeskunde een duidelijke vraag bestaat van de artsen naar administratieve vereenvoudiging. Voor vele artsen is een goede praktijkondersteuning en -organisatie van primordiaal belang om goed te kunnen functioneren als arts. Wijkgezondheidscentra die gebruik maken van het forfaitair systeem hebben hier een voordeel. 

Een ander voordeel van het forfaitair betalingssysteem, toegepast in het merendeel van de wijkgezondheidscentra, is dat het toelaat tijd te besteden aan de ontwikkeling en uitvoering van preventieve en gezondheidsbevorderende acties. Wijkgezondheidscentra voeren zowel individuele als groepsgerichte ziektepreventie uit, naar zowel de eigen patiëntenpopulatie als de lokale gemeenschap.  

Het Kenniscentrum heeft het systeem van forfaitaire betaling en het systeem van betaling per prestatie vergeleken, en dit op het vlak van toegankelijkheid, kwaliteit en kosteneffectiviteit van de zorg (Annemans et al, KCE reports vol.85A: “Vergelijking van de kost en kwaliteit van twee financieringssystemen voor de eerstelijnszorg in België”, 2008). Uit de studie blijkt dat wijkgezondheidscentra gebaseerd op het forfaitair betalingssysteem beter scoren op vlak van preventieve zorg (vaccinatie en screening) dan bij betaling per prestatie.  

In de studie van De Winter (2010) brengen de ondervraagde artsen de grotere aandacht voor preventie in het forfaitaire systeem als een belangrijk aandachtspunt naar voren. 

Tot op de dag van vandaag bereiken, op nationaal niveau, wijkgezondheidscentra toch een beperkte en specifieke doelgroep. De studie uitgevoerd door het KCE (2008) stelt vast dat wijkgezondheidscentra de meest kwetsbare groepen in de samenleving verzorgen. 

2) Het RIZIV beschikt over gegevens met betrekking tot het aantal wijkgezondheidscentra dat werkt in een forfaitair systeem.  

Op 1 juli 2011 waren er 120 dergelijke centra operationeel in België, die in totaal de zorg opnamen van ongeveer 250 000 personen. Op 1 juli 2011 telde Wallonië 40 % van de wijkgezondheidscentra, Brussel 36 %, Vlaanderen 24 %. 

 Per provincie en voor Brussel waren er dit: 8 in Antwerpen, 2 in Waals-Brabant, 44 in het Hoofdstedelijk Brussels Gewest, 14 in Henegouwen, 26 in Luik, 4 in Limburg, 2 in Luxemburg, 3 in Namen, 12 in Oost-Vlaanderen, 5 in Vlaams-Brabant, en geen in West-Vlaanderen. 

 Cijfers over het totaal aantal wijkgezondheidscentra in België, zowel per prestatie als forfaitair, worden verzameld door de gefedereerde entiteiten die de wijkgezondheidscentra erkennen. Een groepspraktijk, met forfaitaire betaling of betaling per prestatie, kan zich echter ook vestigen zonder vooraf de lokale overheden steun of erkenning te vragen.

3) De forfaitaire centra zijn niet enkel financieel interessanter voor de patiënt. Op het vlak van kosteneffectiviteit stelt de studie van het KCE (2008) vast dat patiënten die verzorgd worden in het forfaitair stelsel, in vergelijking met patiënten die in de betaling per prestatie worden verzorgd, minder gebruik maken van specialistische zorg, en minder in het ziekenhuis worden opgenomen (behalve voor psychiatrische aandoeningen). Ze ondergaan tevens minder technisch onderzoek (laboratorium en medische beeldvorming). Op het vlak van geneesmiddelen, blijkt dat wijkgezondheidscentra minder antibiotica en meer generische geneesmiddelen voorschrijven. 

De resultaten van de studie met betrekking tot de financiële implicaties van de twee betaalsystemen worden samengevat weergegeven in de volgende twee tabellen. 

Impact type betaalsysteem (KCE, 2008) 

 

Forfaitair

Per prestatie

Voor de patiënt

gratis

remgeld of tarief volgens overeenkomst medico-mut

Voor de samenleving

de kosten van de twee systemen voor de gemeenschap zijn gelijk

Kwaliteitsindicatoren

IDEM voor de twee systemen, maar de forfaitaire medische huizen respecteren wel vaker de aanbevelingen bij het voorschrijven van antibiotica

Preventie

beter (bijvoorbeeld opsporen van borstkanker, vaccinatie tegen griep, enz.)

 

Efficiëntie (uitgaven/

kwaliteitsindicatoren)

beter

 

Zorgtoegankelijkheid

beter

 

Gebruik van de tweedelijnszorg

minder

 

Vergelijking van de grote uitgavencategorieën (KCE, 2088)

 

Cohorten

 

1. Forfait

(jaarlijks gemiddelde)

2. Per prestatie – gestandaardiseerd

(jaarlijks gemiddelde)

Totaal zorg

1 267

1 280

Eerstelijnsuitgaven

216

112

Niet-eerste- lijnsuitgaven

1 051

1 168

GMD*

18

4

Totaal uitgaven**

1 285

1 284

*GMD: forfait per patiënt en per jaar voor het beheer van het Globaal Medisch Dossier. Deze financiering is toegankelijk voor beide types van praktijkvoering.

** exclusief terugbetalingen in kader van maximumfactuur