Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4554

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Ziektekosten - Hogere ziektekost - Oorzaken

Hoofdstedelijk Gewest Brussels
kanker
kosten voor gezondheidszorg
thuisverzorging
armoede
sociale uitsluiting

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
5/7/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3364

Vraag nr. 5-4554 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent rapporteerde het Onderzoekscentrum voor Arbeid en Samenleving HIVA (K.U.Leuven) haar onderzoek in opdracht van de Vlaamse Liga tegen Kanker over de medische en niet-medische kosten voor kankerpatiënten. Dit onderzoek reveleert belangrijke zaken, onder andere:

- De maandelijkse kost voorafgaand aan een diagnose bedraagt gemiddeld 130 euro, vooral door ziekenhuisopname bij de dure onderzoeken;

- De uiteindelijke maandelijkse kost bedraagt 92 euro, door de onderzoekers als relatief laag beoordeeld;

- De ziektekosten hieromtrent liggen voor Brussel significant hoger dan voor andere gewesten: voor de pre-diagnosefase het dubbele, voor de verdere behandeling 50 % hoger. Een patiënt met darmkanker betaalt in Brussel tot drie keer meer dan een vergelijkbare patiënt in Vlaanderen. Deze hoge kosten wijten de onderzoekers aan de slecht uitgebouwde thuiszorg in Brussel.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoe evalueert en apprecieert de geachte minister dit onderzoek van het HIVA? Aanvaardt zij de conclusies uit dit onderzoek?

2) Hoe reageert zij op de conclusies van dit onderzoek met betrekking tot de significant hogere ziektekost voor zieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Welke interpretatie geeft zij hieraan? Over welke instrumenten beschikt zij om deze duidelijk hogere ziektekost te bestrijden? Beaamt zij dat de gebrekkig uitgebouwde thuiszorg hiervoor verantwoordelijk is, of ziet zij nog andere indicatoren ter verklaring?

3) Koppelt zij ook een sociale interpretatie aan de hogere ziektekosten in Brussel, namelijk de correlatie met een hogere armoede, meer maatschappelijke uitsluiting kortom een verdere dualisering en een verdieping van de kloof tussen arm en rijk? Deelt de minister mijn analyse dat we ook op dit terrein voor Brussel een actieplan moeten ontwikkelen en welke mogelijkheden ziet zij hiervoor?

Antwoord ontvangen op 5 juli 2012 :

De studie die u aanhaalt werd uitgevoerd door het HIVA (Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving, KU Leuven), in opdracht van de Vlaamse Liga Tegen Kanker. Naar aanleiding van de stijging van het aantal aanvragen voor bijkomende financiële steun vanuit het Kankerfonds van de VLK, werd aan het HIVA de opdracht gegeven om de totale zorgkost voor de kankerpatiënt in kaart te brengen. Aangezien in België geen informatiesysteem bestaat over de kosten per ziekte, werd gewerkt met een combinatie van een bevraging van een patiëntengroep en administratieve gegevens vanuit het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). 

Het resultaat is een beeld van de medische en niet-medische kosten, dat echter niet helemaal volledig kan zijn, zoals de onderzoekers ook zelf aangeven. 

De kosten werden in kaart gebracht via de mutualiteiten en via een bevraging van patiënten. Via de maximumfactuur, het OMNIO-statuut, de verhoogde tegemoetkoming en de forfaitaire tegemoetkomingen voor chronisch zieken wordt een deel van de medische kosten opgevangen. Bepaalde kosten komen niet in aanmerking voor terugbetaling door de ziekteverzekering en kunnen ertoe leiden dat de financiële draagkracht van de patiënt overschreden wordt.  

De niet-medische kosten worden in kaart gebracht via bevraging van een patiëntengroep in verschillende ziekenhuizen.  

Het beeld van de medische kost is niet volledig, gezien een aantal bijkomende kosten niet opgenomen zijn in de geraadpleegde databank. Ook het inkomensverlies wordt niet in kaart gebracht. Dit onderzoek geeft bijgevolg een beeld van de kost van de zorg, niet van de kost van de ziekte. 

Ook de niet-medische kosten zijn eerder moeilijk in kaart te brengen, omdat het niet mogelijk was een ruime steekproef op te zetten. 

De onderzoekers geven aan dat de populatie van patiënten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zeer beperkt is in omvang en bijgevolg met voorzichtigheid dient geïnterpreteerd te worden. Het gaat over een groep van 79 patiënten. Dit beperkt aantal leidt ertoe dat enkele patiënten met zeer hoge (of zeer lage) kosten de gemiddelde kost in grote mate kan beïnvloeden en grote implicaties kan hebben op de verkregen resultaten. De vastgestelde verschillen zijn vermoedelijk te wijten aan een combinatie van verschillende factoren: de minder uitgebouwde thuiszorg kan hier een rol spelen, maar evenzeer de hogere supplementen die de ziekenhuizen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hanteren. Eveneens is het belangrijk op te merken dat in vergelijking met een controlegroep, het aantal opnames in het ziekenhuis bij de kankerpatiënten hoger is (en dus losstaat van het al dan niet aanwezig zijn van thuiszorg), waaruit we kunnen concluderen dat een hogere frequentie van opname gekoppeld is aan behandelingssepcifieke aspecten. 

De studie is een eerste stap naar het in kaart brengen van de totale kost voor de patiënt, maar vertoont een aantal methodologische beperkingen die, zoals de onderzoekers zelf aangeven, ertoe leiden dat het geschetste beeld niet volledig is, maar enkel een richting aangeeft. 

Voor wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient, vooraleer hier een sociale interpretatie aan gegeven kan worden, meer uitgebreid onderzoek te gebeuren en een koppeling met socio-economische factoren en de voorafbestaande situatie van de patiënt. Deze studie geeft een aanzet, maar geeft geen volledig beeld en werd ook niet gekoppeld aan de inkomenssituatie, zodat de impact van de kosten op de bestaansonzekerheid niet kan bepaald worden.