Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4546

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Vrijwilligers - Wettelijke vergoeding - Sectoren waar een toeslag mogelijk is

vrijwilligerswerk
vergoedingen en onkosten

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
25/4/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2968

Vraag nr. 5-4546 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds bijna een decennium bestaan er een wettelijke regeling voor de vergoedingen die men ook forfaitair aan vrijwilligers mag uitbetalen. Deze zijn gelimiteerd per vrijwilliger met een maximum per dag en per jaar. Deze regeling kent echter uitzonderingen, o.a. voor de vrijwillige brandweerlieden. Al deze uitzonderingen betekenen vooral dat de omvang van de vergoeding groter mag zijn dan deze van de basisregeling.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. In welke sectoren en voor welk vrijwilligerswerk bestaan er aparte regelingen, welke regelingen en met welke wettelijke bases?

2. Waarom bestaan deze aparte en dus uitzonderlijke regelingen?

3. Zijn er nog andere sectoren die aandringen op een aparte regeling? Zo ja, hoe evalueert de minister deze aanvragen?

Antwoord ontvangen op 25 april 2012 :

  1. Voor vrijwillige brandweerlieden bestaat er een afzonderlijke regeling. Die is vastgelegd bij artikel 17quater van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Dat artikel zegt: “Aan de toepassing van de wet worden onttrokken de vrijwillige brandweerlieden die deel uitmaken van een brandweerdienst of een intercommunale brandweervereniging opgericht krachtens de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming voor zover de vergoeding die zij voor hun activiteiten als vrijwillige brandweerlieden ontvangen, het bedrag van 785,95 euro per kwartaal niet overschrijdt, evenals de gemeente of intercommunale vereniging uit hoofde van de tewerkstelling van die personen. Het bedrag van 785,95 euro volgt de schommelingen van het indexcijfer overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Daartoe wordt het bedrag gekoppeld aan spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100).. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds vergoedingen voor regelmatige prestaties en anderzijds vergoedingen voor uitzonderlijke prestaties. Zo zijn de vergoedingen voor regelmatige prestaties vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen, voor zover die niet meer dan 996,74 euro (geïndexeerd) per trimester bedragen. Wanneer dat vergoedingsmaximum wordt overschreden, zijn er op het geheel van de voor regelmatige prestaties betaalde vergoedingen persoonlijke bijdragen en werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid verschuldigd (en niet alleen op het deel van die vergoedingen dat het toegestane maximum overschrijdt). De vergoedingen toegekend aan vrijwillige brandweerlieden voor uitzonderlijke prestaties – dat wil zeggen dringende en onverwachte prestaties – zijn altijd vrijgesteld van de socialezekerheidsbijdragen, ongeacht het toegekende bedrag. Ten slotte geldt de vrijstelling van artikel 17quater niet voor vergoedingen toegekend aan vrijwilligers die prestaties leveren in het kader van de dienst 100.

  2. De vrijwillige brandweerlieden zijn talrijker dan de professionele brandweerlieden. Ze vormen een zeer belangrijke reserve en hun werk in de brandweerdiensten is onmisbaar om de gemeenten in staat te stellen de burgers een toereikende dienst te waarborgen. De aard van de opdracht die zij uitvoeren verantwoordt dus een grotere vergoeding dan die waarin de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers voorziet.

  3. Er bestaan tot op heden op dat vlak geen andere bijzondere socialezekerheidsregelingen. Met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden, geldt de algemene regeling van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers dus voor alle categorieën van vrijwilligers. De vrijwilligers bedoeld bij deze wet en de organisaties die een beroep op hen doen, zijn niet aan de RSZ onderworpen. Het niet-bezoldigde karakter van vrijwilligerswerk betekent niet dat de vrijwilliger niet door de organisatie zou kunnen worden vergoed voor de onkosten die hij heeft gemaakt. De vrijwilliger is niet verplicht deze kosten en het bedrag ervan te bewijzen, zolang het totaalbedrag van de ontvangen vergoedingen niet hoger is dan € 24,79 per dag en € 991,57 per jaar. Deze bedragen worden aangepast aan de consumptieprijsindex (en bedragen dus voor 2011 30,82 euro per dag en 1. 232,92 euro per jaar). Indien het totale bedrag van de vergoedingen die de vrijwilliger van een of meer organisaties ontving de in de eerste paragraaf bedoelde bedragen overschrijdt, kunnen die vergoedingen maar beschouwd worden als een terugbetaling van de kosten die de vrijwilliger voor de organisatie(s) heeft gemaakt indien de waarachtigheid en het bedrag van die kosten aan de hand van bewijsstukken kunnen worden aangetoond. Wordt een van deze forfaitaire bedragen in de loop van een kalenderjaar overschreden en wordt het voornoemde bewijs niet geleverd, dan geldt de algemene bijdrageplicht voor alle prestaties van het betrokken kalenderjaar. Ik wil echter verduidelijken dat er voor bepaalde soorten vrijwilligers zoals de vrijwillige ambulanciers momenteel over de aanpassing van sommige toepasselijke regels wordt gediscussieerd.