Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4543

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Het besparen op terugbetalingen van de zuurstoftherapie

ziekteverzekering
kosten voor gezondheidszorg
zuurstof
geneeswijze
remgeld

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
30/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2818

Vraag nr. 5-4543 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Disfunctionerende longen veroorzaken een tekort aan zuurstof in het bloed, met als gevolg dat het volledig metabolisme lager of te laag begint te functioneren. Men verhelpt dit door een zuurstoftherapie. Deze kostte de ziekteverzekering in 2009 42 miljoen euro. Het Federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg (KCE) bestudeerde dit en stelde vast dat deze therapie zonder veel restricties aan zowat iedereen voor een hele rist aandoeningen kan worden voorgeschreven tegen een volledig terugbetalingstarief. Tevens valt een opmerkelijke stijging vast te stellen sinds één firma in 2007 het monopolie verwierf op de verdeling van de noodzakelijke voorzieningen. Het KCE pleit daarom voor een andere aanpak, met o.a. openbare aanbestedingen en een hogere drempel alvorens deze therapie wordt terugbetaald. Dit zou een besparing van 24 miljoen euro kunnen betekenen.

Hoe evalueert de Minister de eerder vernietigende analyse van het Federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg over de wijze waarop de zuurstoftherapieën in ons land toegepast en vooral ook worden terugbetaald door de ziekteverzekering?

Beaamt de Minister dat de forse stijging van deze terugbetalingen wordt veroorzaakt door een onaanvaardbare monopolievorming, gekoppeld aan het ontbreken van noodzakelijke drempels alvorens tot een terugbetaling te beslissen? Is de Minister bereid om de aanbevelingen van het Kenniscentrum, o.a. door een openbare aanbesteding, toe te passen. Zal de Minister eveneens drempels inbouwen die de terugbetaling van zuurstoftherapie koppelen aan klinische vereisten? Zo ja, wanneer zal de Minister hieromtrent richtlijnen geven en vanaf welk moment zullen de te verwachten en noodzakelijke besparingen merkbaar zijn? Zo niet, met welke argumenten beslist de Minister om de aanbevelingen niet in concrete beleidsvoering om te zetten?

Antwoord ontvangen op 30 maart 2012 :

Ik heb kennis genomen van de studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE).

Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) begon op 1 september 2007 met het terugbetalen van een behandeling met oxyconcentrators. Destijds werd er maar één oxyconcentrator (van een specifiek bedrijf) terugbetaald. Nadien vroegen andere bedrijven de terugbetaling voor de oxyconcentrators die ze in de handel brachten. Men kan vandaag dus helemaal niet meer over een monopoliesituatie spreken.

Tot op heden bestaat er inderdaad geen enkele klinische voorwaarde opdat de patiënt de terugbetaling voor de oxyconcentrator kan genieten of blijft genieten. Zodra de behandelende huisarts de oxyconcentrator voorschrijft, kan de patiënt de terugbetaling krijgen. Ik wil dit gebrek aan regelgeving een einde maken en binnenkort zal hiervoor. een koninklijk besluit (KB) van kracht worden.

Het is de bedoeling dat:

Ik wil u er aan herinneren dat de door de regering geplande besparingen in de gezondheidszorg (beperking van de terugbetaalde indicaties, betere controle op de voorschriften, vermindering van het ziekenhuisforfait en van de honoraria in voor het publiek opengestelde apotheken, enz.) tot een vermindering van de uitgave voor zuurstoftherapie in 2012 met 10 miljoen euro (en 15 miljoen op jaarbasis) zullen leiden.