Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4535

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Gsm-gebruik - Gevaren - Officieel standpunt - Maatregelen

mobiele telefoon
gevaren voor de gezondheid
mobiele communicatie

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
23/12/2011Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2532

Vraag nr. 5-4535 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds jaren verspreiden diverse wetenschappers uiteenlopende waarschuwingen over de gevaren van het gsm-gebruik. De straling van het toestel, zo dicht bij de hersenen, zou volgens een partij schade berokkenen. Andere stemmen ridiculiseren deze analyse en declameren dat er helemaal geen gevaren zijn.

Heel recent kwam er een meer dan duidelijke waarschuwing hieromtrent van het Internationaal Agentschap voor onderzoek naar kanker van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). Doorgedreven onderzoek zou toch een mogelijk relatie tussen gsm-gebruik en het ontstaan van een glioom, een type van hersentumor, niet uitsluiten. Het Agentschap beschikt niet over bewijzen, maar over een mogelijk effect na langer dan tien jaar gebruik, is nog niets bekend. Stralingsexperts beklemtonen dat ze al vaak op de gevaren wezen, een kinderoncoloog pleit voor het beperken van het gsm-gebruik, zeker bij kinderen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan de geachte minister over het stralingsgevaar van het gsm-gebruik duidelijkheid scheppen? Welke officieel standpunt neemt zij hieromtrent in, welke boodschap verkondigt de Belgische volksgezondheid hier, liefst in alle duidelijkheid?

2) Gelden er volgens haar bijzondere richtlijnen of waarschuwingen in functie van het gsm-gebruik door jonge mensen? Zo ja, welke, waarom?

3) Op basis van welke informatie baseert zij haar standpunten en boodschappen? Voorziet zij hieromtrent bijzondere maatregelen?

Antwoord ontvangen op 23 december 2011 :

1. Tot nu toe meende men dat er te weinig wetenschappelijke gegevens over radiogolven waren om eventuele conclusies te trekken. Nu acht de wetenschappelijke gemeenschap de bestaande aanwijzingen toereikend om radiogolven als ‘mogelijk kankerverwekkend bij mensen’ te rangschikken. Men gebruikt deze categorie wanneer men een oorzakelijk verband als plausibel beschouwt, maar waarbij men een toeval niet kan uitsluiten. De kans bestaat dus dat het gevonden verband slechts schijnbaar is.

Ik denk dat we de conclusie van het IARC (International Agency for Research on Cancer – Internationaal agentschap voor kankeronderzoek) als zodanig moeten nemen, in alle complexiteit en (on)duidelijkheid: het verhoogde risico op hersenkanker bij mobiele telefoongebruikers is nog niet sensu stricto vastgesteld, maar wordt mogelijk geacht. De voorzorgsmaatregelen die wij in de loop van de laatste jaren genomen hebben, blijken nu volledig gerechtvaardigd. Ik bedoel hierbij onze communicatie-initiatieven, brochures die mijn administratie beschikbaar stelt aan het publiek, met hierin een pleidooi voor voorzichtig gsm-gebruik; alsook het koninklijk besluit dat nu in de maak is. Dit koninklijk besluit regelt de vermelding van de stralingsabsorptiewaarde van gsm-toestellen in de verkooppunten en verbiedt reclame voor gsm’s gericht op kinderen.

2. Wat kinderen en jonge mensen betreft, ben ik voorstander van voorzorg en voorzichtigheid. Bij het bellen met een gsm is de energieopname in het hoofd van een kind groter dan in het hoofd van een volwassene (twee keer groter voor de hersenen en tien keer groter voor het beenmerg van de schedel). Ook de cumulatieve blootstelling van de huidige generatie kinderen en adolescenten bij hun volwassenheid zal veel hoger zijn dan die van de huidige volwassenen. Dit wordt vermeld in de brochures van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid die wijzen op de noodzaak van verstandig gsm-gebruik door kinderen en jonge mensen.

3. Mijn motivering en bijzondere maatregelen worden toegelicht in de antwoorden op vraag 1 en 2. Het is gepast om te vermelden dat de conclusie van het IARC de radiogolven in het algemeen betreft, maar zich op het onderzoek bij gebruikers van mobiele telefoons en in mindere mate van draadloze huistelefoons baseert. Het gaat hier dus niet over WIFI, Bluetooth en andere apparaten met een klein zendvermogen, die niet aan het hoofd worden gebruikt. Evenmin gaat het over de zendmasten van mobiele telefonie. Het onderzoek voor deze bronnen was onvoldoende om er conclusies uit te trekken.