Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4529

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Jongeren - Specifieke maatregelen - Budgetten - Onderzoek - Overleg op federaal niveau en met de gemeenschappen en gewesten

jeugdbeleid
opneming in het beroepsleven
eerste betrekking
jeugdige werknemer
jeugdwerkloosheid
sociale integratie
armoede

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
12/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2275

Vraag nr. 5-4529 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het kader van een onderzoek naar het jeugdbeleid in België kreeg ik graag antwoorden op de volgende vragen:

1) Kan u een overzicht geven van alle bijzondere en expliciet op de jongeren (jonger dan zesentwintig jaar) gerichte maatregelen, campagnes, enz., binnen uw bevoegdheidsdomein, dit per jaar en voor de periode 2006-2010? Hoe worden deze geëvalueerd?

2) Bestaan er aparte wetten of koninklijk besluiten expliciet op de jongeren jonger dan zesentwintig jaar) gericht? Zo ja, welke en hoe worden deze geëvalueerd?

3) Welke budget werd er jaarlijks, in de periode 2004-2010, besteed aan expliciet op de jongeren (jonger dan zesentwintig jaar) gerichte maatregelen, campagnes, enz.?

4) Welke visie op de jongeren (jonger dan zesentwintig jaar) ligt aan de basis van deze bijzondere en expliciete maatregelen, campagnes, enz.?

5) Wie adviseert het beleid ter zake, op welke informatie, ervaringen, inzichten, onderzoeken, enz., baseert men deze bijzondere en expliciete maatregelen, campagnes, enz.?

6) Pleegt u overleg met uw collega's over wat een federaal jeugdbeleid zou kunnen worden genoemd?

7) Pleegt u overleg met uw collega's van de gewesten en gemeenschappen over wat een gezamenlijk jeugdbeleid zou kunnen worden genoemd?

Antwoord ontvangen op 12 maart 2012 :

1) Wat delinquente jongeren betreft, werd er in 2002 een proefproject opgestart voor de organisatie, per Hof van Beroep, van een zorgtraject voor jongeren onder een gerechtelijke maatregel met een psychiatrische problematiek als onderdeel van een zorgprogramma voor kinderen en jongeren.

Aangezien het de bedoeling is om een zorgtraject te ontwikkelen voor deze doelgroep in overleg met de gewesten en gemeenschappen, werd er beslist om voor deze doelgroep een protocol en een ontwerp van samenwerkingsakkoord op te stellen. Het initiatief om een samenwerkingsakkoord te sluiten tussen de ministers die bevoegd zijn voor Justitie en Volksgezondheid, zowel op federaal niveau als op niveau van de gewesten en gemeenschappen, moet het mogelijk maken om de interactie te organiseren en te stroomlijnen tussen justitie (jeugdrechters, parketten, jeugdbescherming), welzijn (bijzondere jeugdhulp, MPI) en het geheel van de zorgverleners uit de geestelijke gezondheidszorg voor de doelgroep bestaande uit kinderen en jongeren. Het is de bedoeling dat die instellingen en diensten voor geestelijke gezondheidszorg maar ook alle andere partners uit de zorgsector en andere domeinen zoals Justitie, Onderwijs en Vorming, meewerken aan de uitvoering van een zorgprogramma dat verder reikt dan die instellingen. Een dergelijke aanpak moet meer garanties kunnen bieden voor een geestelijke gezondheidszorg van betere kwaliteit.

Het is niet alleen de bedoeling van dit protocol om het gebruik van de bestaande zorgcapaciteit te optimaliseren, maar ook om de zorgcapaciteit uit te breiden en om de zorginhoud en zorgvormen te differentiëren.

Concreet omvat dit protocol, dat ondertekend werd in maart 2007, een aantal maatregelen :

Tijdens de interministeriële conferentie Volksgezondheid van 8 december 2008 hebben de verschillende ministers die de volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben een aanhangsel bij het protocol ondertekend. Dankzij dat aanhangsel kan een gespecialiseerd aanbod voor psychiatrisch behandelde kinderen en jongeren grondig worden uitgebouwd.

In dat aanhangsel werd eveneens gepreciseerd dat de gemeenschappen en gewesten zich ertoe verbinden om te zorgen voor een verdieping van het aanbod ambulante zorg in de centra voor geestelijke gezondheid voor deze doelgroep. Dat is erg belangrijk om een netwerk uit te werken waarin men zorg op maat kan aanbieden, de wachtlijsten in onze ziekenhuizen kan verkleinen en kan zorgen voor zorgcontinuïteit. En dat justitie zich ertoe verbindt de bijkomende veiligheidsnormen te onderzoeken die nodig zijn in die eenheden voor intensieve behandeling, het openbaar ministerie en de jeugdrechters te informeren over de inhoud en de implicaties van het protocol en het aanhangsel, en een koninklijk besluit op te stellen in verband met de bepaling van de minimumstandaarden betreffende het verslag dat wordt opgesteld door een kinderpsychiater.

In 2002 werd eveneens gestart met het pilootproject ‘GGZ-jeugd met betrekking tot psychiatrische zorgen voor kinderen en jongeren in de thuissituatie door middel van outreaching’ en met het pilootproject ‘GGZ-jeugd met betrekking tot intensieve behandeling van sterk gedragsgestoorde en/of agressieve jongeren’.

De bedoeling van het proefproject ‘GGZ-jeugd m.b.t. psychiatrische zorgen voor kinderen en jongeren in de thuissituatie door middel van outreaching’ bestaat in de oprichting van mobiele teams. Deze teams worden gecreëerd door de samenwerking tussen één of meer bestaande geïntegreerde diensten voor thuisverzorging, één of meer centra voor geestelijke gezondheidszorg en het deelnemende psychiatrisch of algemeen ziekenhuis . De mobiele teams komen bij de kinderen en jongeren thuis of in het gezinsvervangend milieu en bieden daar een behandeling aan. Elk mobiel team staat voor een bepaalde regio ter beschikking voor alle kinderen en jongeren met een psychiatrische problematiek die niet in een residentiële setting wensen te verblijven en die in de thuisomgeving of in een gezinsvervangend milieu, wensen verzorgd te worden. Deze behandeling vangt aan met het uitwerken van een behandelingsplan met eenduidige behandelingsdoelstellingen.

Mijn voorganger Rudy Demotte heeft eveneens het initiatief genomen om het proefproject “dagbehandeling voor eetstoornissen (anorexia nervosa en boulimia)” op te starten in 2006. De algemene doelstelling van dat project was 2 therapeutische modules voor anorexia nervosa, boulimia en aanverwante eetstoornissen te ontwikkelen en te testen.

De behandeling is ambulant en duurt niet langer dan één jaar, afhankelijk van de modaliteiten van de therapie en de evolutie van de symptomatologie.

De eerste module bestaat uit een multifamiliale therapie. Bij deze module is een van de belangrijkste doelstellingen van de therapie om het de ouders mogelijk te maken de verantwoordelijkheid te nemen over het beheer van de specifieke kenmerken van de ziekte van hun kind.

De tweede module richt zich tot oudere en dus meer autonome patiënten, en bestaat uit een intensief psychotherapeutisch dagprogramma. Deze module is opgebouwd rond themadagen. De ouders nemen er ook aan deel, maar op een minder intense wijze.

Voor de evaluatie van de hierboven vermelde proefprojecten leveren de deelnemers jaarlijks een activiteitenverslag op en nemen ze actief deel aan het begeleidingscomité.

Incant-project : België en 4 andere landen (Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zwitserland) nemen momenteel deel aan dit internationaal onderzoek (in het kader van het Action Plan for Cannabis Research). Het onderzoek heeft betrekking op de implementatie in deze 5 landen (voor België gaat het om het Brugmann-ziekenhuis) van een behandeling die werd ontwikkeld in de Verenigde Staten (VS) (MDFT Multi Dimensional Family Therapy). De MDFT is een gespecialiseerde, multidimensionele gezinstherapie voor de behandeling van adolescenten met een cannabismisbruik of -afhankelijkheid. De duur is kort (4-5 maanden) maar intensief.

Bedoeling van de behandeling is de familiale en sociale middelen bijeen te brengen die vereist zijn opdat de jongere zich opnieuw normaal zou kunnen ontwikkelen. Er kunnen een 2-3-tal sessies per week op verschillende plaatsen worden georganiseerd (het behandelingscentrum, thuis, op school, de rechtbank). Er zijn ook consultaties per telefoon. De therapie verloopt in 3 fasen: een introductiefase waarbij de therapeut probeert met de jongere, zijn ouders en elke betrokken persoon allianties aan te gaan, een fase voor therapeutisch werk die gericht is op verandering, een fase waarin de verrichte veranderingen worden geconsolideerd en tot slot de afscheidsfase met heroriëntatie indien nodig.

Er worden vier domeinen behandeld: de adolescent als individu, de ouders in hun functie als ouder, de familiale relaties en de extrafamiliale relaties (school, gemeenschap, rechtbank, groep van gelijken). De gesprekken vinden eens plaats met de adolescent, met de ouders, dan weer met het hele gezin door plannen te volgen die op voorhand werden vastgelegd.

Dit onderzoek beoogt een wetenschappelijke vergelijking uit te voeren (in een Europese context) tussen de MDFT-behandeling en andere, klassieke behandelingen voor jonge problematische cannabisgebruikers. Die vergelijking gebeurt op basis van de volgende vragen :

a. Is de MDFT effectiever dan een klassieke behandeling in functie van de vermindering van het cannabisgebruik?

b. Is de MDFT effectiever om de risicofactoren te verminderen die verbonden zijn aan cannabismisbruik (misbruik van andere stoffen, angstsymptomen, depressie, gedragsstoornissen, familiaal disfunctioneren, problemen op school, criminaliteit)?

c. Is de MDFT effectiever om de adolescenten in behandeling te houden?

d. Wat is de effectieve kost van de MDFT in vergelijking met een klassieke behandeling?

e. Wordt de MDFT aanvaard door de jongeren, de gezinnen en de therapeuten?

Volgens de evaluaties van het onderzoek levert de Multi-Dimensional Family Therapy (MDFT) erg gunstige resultaten op ten opzichte van de gebruikelijke behandeling, gezien de regelmatige en nauwe contacten die mogelijk zijn met de gebruiker, zijn familie, zijn naasten, de school, justitie enz.

Dit project wordt sinds 1 mei 2010 gefinancierd door het Fonds ter bestrijding van de verslavingen. Het project maakte echter deel uit van het « Cannabis Research Action Plan ». De INCANT-studie ging van start in november 2006.

Dit project wordt opgevolgd door mijn diensten via begeleidingscomités en de activiteitenverslagen.

fonds verslavingen

Het Fonds ter bestrijding van de verslavingen werd opgericht in 2006 om op een innovatieve manier het hoofd te bieden aan gezondheidsproblemen rond middelengebruik.

Onder strijd tegen de verslavingen wordt elke actie verstaan, die beoogt :

• voorlichting te geven over de gevaren van gebruik van en van gewenning aan producten die tot verslaving kunnen leiden ;

• het gebruik van zulke producten te beperken, vooral bij jongeren ;

• de regelgeving over producten die tot verslaving kunnen leiden te leren begrijpen en na te leven ;

• de opvang, de opname alsook de medische, psychologische en sociale begeleiding van de gebruikers te bevorderen.

Deze projecten worden geëvalueerd via begeleidingscomités die op regelmatige basis worden georganiseerd en activiteitenrapporten die op het einde van elk projectjaar worden ingediend.

Hieronder vindt u een overzicht van de projecten binnen dit fonds die op jongeren betrekking hebben :

2) Wat jongeren met een psychiatrische problematiek onder een gerechtelijke maatregel betreft, verwijs ik u naar de wet van 13 juni 2006 betreffende de jeugdbescherming en de opvang van minderjarigendie een inbreuk hebben gepleegd, ondertekend door mijn collega van Justitie.

Betreffende de proefprojecten bestaat, naast de overeenkomsten tot deelname aan het pilootproject, geen specifieke regelgeving. Echter kan de analyse van de informatie in de activiteitenverslagen van de deelnemers op termijn leiden tot nieuwe beleidsinitiatieven die kaderen in de realisatie van de Gemeenschappelijke verklaring van 24 juni 2002 van de ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken inzake het toekomstig beleid voor de geestelijke gezondheidszorg, meerbepaald in de totstandkoming van geestelijke gezondheidszorgcircuits en netwerken zoals beschreven in art. 11 van de Wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.

Niet van toepassing op de cel drugs

3) Wat de jonge delinquenten betreft, bedraagt het jaarlijks budget dat effectief wordt besteed aan het pilootproject voor de jaren 2004 tot 2010 : 3 124 722 euro in 2004, 2005 en 2006, 11 565 805 euro in 2007, 12 584 993 euro in 2008, 17 579 767 euro in 2009 en 19 193 152 euro in 2010.

Voor het proefproject ‘GGZ-jeugd met betrekking tot psychiatrische zorgen voor kinderen en jongeren in de thuissituatie door middel van outreaching’ werd in 2004 een budget van 1 363 414,36 euro besteed, in 2005 werd 1 487 361,12 euro besteed, in 2006 werd 1 524 035,76 euro besteed, in 2007 en 2008 werd 1 487 361,12 euro besteed, en in 2009 en 2010 werd telkens 1 643 534,10 euro besteed.

Voor het proefproject ‘GGZ-jeugd met betrekking tot intensieve behandeling van sterk gedragsgestoorde en/of agressieve jongeren’ werd in 2004 en 2005 een budget van 297 472,23 euro besteed, in 2006 werd door een uitbreiding 421 418,99 besteed, in 2007 en 2008 werd 594 944,46 euro besteed, in 2009 en 2010 werd 429 847,37 euro besteed doordat 1 deelnemer aan het pilootproject FOR K werd overgeheveld.

Voor wat betreft het proefproject 'Dagbehandeling voor eetstoornissen (anorexia nervosa en boulimia' werd in 2006 euro 155 333,33 besteed en de volgende jaren 460 000 euro op jaarbasis.

In het budget 2010 werd tevens 500 000 euro gereserveerd voor de uitbreiding van het proefproject 'Dubbele Diagnose (mentale handicap + geestesziekte met gedragsstoornis) volwassenen naar de doelgroep -16 jarigen. De algemene doelstelling van dit proefproject bestaat erin een Mobiele Interventiecel (MIC) op te richten voor personen die een mentale handicap én een geestesziekte met (risico op) een (ernstige) gedragsstoornis hebben. Deze MIC zal als algemeen doel hebben het laten verdwijnen (of laten verminderen) van de (ernstige) gedragsstoornis. Gezien de lange periode van lopende zaken is dit tot heden nog niet in werking getreden.

Voor de projecten van het Fonds ter bestrijding van de verslavingen gaat het om de volgende bedragen :

Voor het project INCANT werden de volgende bedragen uitbetaald voor het deel onderzoek :

Sinds 2010 wordt de MDFT behandeling in praktijk getest via het project “Evaluatie, behandeling en ondersteuning van verslaafde adolescenten : een multidimensionele gezinsbenadering”, uitgevoerd door de CHU Brugmann. Hiervoor werden in de volgende budgetten voorzien :

1 januari 2010 – 31 december 2010 : 120 000 euro

1 januari 2011 – 31 december 2011 : 170 000 euro

4) Het is wenselijk om voor de doelgroep kinderen en jongeren eenzelfde concept uit te werken en te testen zoals we dit vandaag realiseren in het kader van de hervorming binnen de GGZ voor de doelgroep volwassenen. De projecten met betrekking tot artikel 107 beperken zich in de 1e fase tot volwassenen maar met een uitbreiding naar adolescenten vanaf 16 jaar. De uitbreiding naar de jong volwassenen is een beslissing van de Interministeriële Conferentie (IMC) van 14 december 2009.

Deze hervorming heeft als doel te komen tot zorgcircuits en netwerken van zorgaanbieders.

In het kader van de doelgroep kinderen en jongeren moet ik u evenwel nog melden dat tijdens de Interministeriële Conferentie (IMC) Volksgezondheid van 2 maart 2009 een eerste inventaris van het bestaande aanbod voor kinderen en jongeren werd voorgelegd. Er werd ook beslist om de vervollediging van deze inventaris toe te vertrouwen aan de ad hoc werkgroep ‘kinder- en jeugdpsychiatrie’ in de schoot van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV). De missie van deze ad hoc groep bestond erin een antwoord te bieden op een aantal vragen.

dient het bestaande aanbod aan K-bedden (volledige en partiële hospitalisatie) uitgebreid te worden ? (= programmatie) ;

op welke manier dient het aanbod aan bedden/plaatsen voor kinder- en jeugdpsychiatrische opvang, begeleiding en behandeling gediversifieerd te worden ? (= differentiatie) en

kan een globaal en integraal concept worden opgesteld waarin het crisisaanbod een onderdeel is van het globale aanbod?

De NRZV heeft op 9 juni 2011 het advies met betrekking tot de uitbouw van een GGZ-programma voor kinderen en jongeren bekrachtigd en aan me overgemaakt. Aangezien het advies de ontwikkeling van een globaal concept van geestelijke gezondheidszorg (GGZ) voor kinderen en jongeren benadrukt, werd het aan de interkabinettenwerkgroep (IKW) ‘taskforce GGZ’ voorgesteld. Ik zal het eveneens agenderen op de eerstvolgende IMC waarop ik het initiatief zal nemen om samen met mijn collega’s van de Gemeenschappen en Gewesten na te gaan of het wenselijk is een werkgroep samen te stellen die het globale concept van het NRZV-advies verder kan uitwerken en concrete voorstellen tot implementatie kan formuleren.

Alle NRZV-adviezen kunnen geraadpleegd worden op de website van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

De toekomstige initiatieven ter versterking van zowel het residentiële als het ambulante aanbod voor kinderen en jongeren zullen rekening houden met het advies van de NRZV en de voorstellen tot de concrete implementatie ervan.

Er werd het KCE ook om een bijkomend onderzoek gevraagd over de organisatie van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en adolescenten in België. Dit onderzoek wordt in 2 delen opgesplitst.

In een eerste deel wordt via een literatuurstudie en een internationaal overzicht, de bestaande wetenschappelijke kennis betreffende de organisatie van GGZ-systemen voor kinderen en adolescenten, geëvalueerd. Dit eerste deel kan sinds eind november 2011 geraadpleegd worden op de website van het KCE.

In het tweede deel bestaat de ambitie van de onderzoekers erin, op basis van het eerste deel en op basis van diepte-interviews en focusgroepen, te komen tot een concreet beleidsscenario. Anders gezegd, de bedoeling bestaat erin concrete bouwstenen aan beleidsmakers aan te bieden zodat zij, vertrekkende van de huidige situatie van het GGZ-landschap, stapsgewijs kunnen werken aan de realisatie en optimalisatie van een globale en geïntegreerde ggz voor kinderen en adolescenten. Dit tweede deel van de KCE-studie zal eind maart of begin april 2012 worden opgeleverd.

Het is wenselijk om voor de doelgroep kinderen en jongeren een concept uit te werken en te testen zoals we dit vandaag realiseren in het kader van de GGZ-hervorming voor de doelgroep volwassenen.

5) Ik baseer mijn beleid ondermeer op de adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) en de Hoge Gezondheidsraad (HGR), de onderzoeken gevoerd door het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en het overleg met gezondheidszorgactoren.

6) 7) Ik informeer mijn collega’s regelmatig over mijn beleid in de Interministeriële Conferentie (IMC) Volksgezondheid en/of Drugs via de diverse actieve interkabinettenwerkgroepen. Daarenboven worden beleidsaspecten die de federale, gemeenschaps- en gewestelijke bevoegdheden overschrijden in samenwerking met de andere overheden uitgewerkt, gebruikmakend van bovenvermelde kanalen.

Voor de jongeren onder een gerechtelijke maatregel met een psychiatrische problematiek vond er overleg plaats tussen Justitie en Volksgezondheid betreffende de toepassing van de wet van 13 juni 2006 betreffende de jeugdbescherming voor artikelen die betrekking hebben op de gezondheidszorg, het protocol en het aanhangsel. In dat kader werd er een interkabinettenwerkgroep Volksgezondheid (federale en gefedereerde entiteiten) opgericht om het protocol en het aanhangsel te evalueren die werden ondertekend door de verschillende ministers die bevoegd zijn voor die materie.

Om tot een betere afstemming van het zorgaanbod op de noden van personen met psychische problemen te komen, vertrekkende vanuit hun concrete leef-, leer- en werkomgeving, en dus ook tot een vraaggestuurde gedifferentieerde ggz te komen, is alleszins een hechte samenwerking met alle verschillende overheden en actoren op het terrein cruciaal om hierin te slagen.

Tenslotte vermeld ik ook nog twee adviezen van de Hoge Gezondheidsraad welke een wetenschappelijk adviesorgaan is dat aanbevelingen formuleert in verschillende domeinen van de volksgezondheid, onder andere voor kinderen en adolescenten. Zo heeft de Raad in 2006 het advies “Jongeren en alcohol” (HGR 8 109) opgesteld en, zeer recent, een advies “Kinderen en adolescenten: gedragstoornissen in context” (HGR 8 325).