Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4526

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Geïnterneerden - Medisch dossier - Recht op inzage - Weigering

rechten van de zieke
opname in psychiatrische kliniek
medische gegevens

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
14/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-2111

Vraag nr. 5-4526 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De wet op de rechten van de patiënt van 22 augustus 2002 geeft elke patiënt het recht op inzage in zijn dossier. Het dossier moet binnen een termijn van vijftien dagen aan de patiënt worden voorgelegd. De patiënt kan tegen een kostprijs ook een kopie vragen van (een deel van) het dossier. Dit inzagerecht is echter niet absoluut. De zorgverstrekker kan inzage weigeren in gegevens waarvan hij oordeelt dat ze nadelig zijn voor de gezondheid van de patiënt.

Bij geïnterneerden en in de psychiatrie wordt er wel vaker beroep gedaan op deze uitzonderingsregel om het inzagerecht aan de patiënt te weigeren. Er bestaan ongetwijfeld omstandigheden die zulke weigering rechtvaardigen. Men moet zich wel vragen stellen bij het machtsonevenwicht dat ontstaat en bestaat tussen de patiënt en de behandelende arts. De commissies ter bescherming van de maatschappij (CBM) baseren hun beslissingen namelijk in grote mate op het rapport van de behandelende arts. Geïnterneerden willen bijgevolg graag weten wat er in hun patiëntendossier staat. Maar als de behandelende arts de patiënt dit inzicht belet, beschikt hij over weinig verweer. Zich verzetten tegen de arts of dit oordeel in twijfel trekken kan de relatie verzuren en het eindrapport van die arts aan de CBM negatief beïnvloeden. Hoewel de patiënten een vertrouwenspersoon kunnen aanwijzen die het dossier voor hun mogen inkijken, wijst een studie van de Universiteit Antwerpen (" De positie van de psychiatrische patiënt in de Wet Patiëntenrechten " uit 2006) uit dat dit systeem niet naar behoren werkt. Heel wat patiënten kunnen zelf geen vertegenwoordiger aanwijzen omwille van hun beperkte sociale netwerk. Via een cascadesysteem eindigt men dan uiteindelijk bij de beroepsbeoefenaar. Daarbovenop komt dat het recht op een vrije keuze van de zorgverstrekker bij psychiatrische patiënten en geïnterneerden niet absoluut is.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Bent u zich bewust van het machtsonevenwicht dat ontstaat en bestaat tussen een geïnterneerde en zijn behandelende arts? Kan u mij vertellen of er hieromtrent al klachten zijn geformuleerd? Zo ja, van welke aard en met welke gevolgen? Zo niet, hoe verklaart u de afwezigheid van klachten bij zulke gevoelige en belangrijke materie?

2) Over welke beroepsmogelijkheden beschikken patiënten bij een weigering van de behandelende arts om hun dossier in te kijken? Beoordeelt u deze mogelijkheden als voldoende sluitend om tot een rechtvaardige oplossing te komen? Beschikken de geïnterneerden over voldoende vrijheid om te veranderen van geneesheer?

3) Hebben patiënten recht op een tegenexpertise van een andere arts bij de behandeling van hun zaak voor een CBM?

4) Kan u mij cijfers bezorgen voor de afgelopen vijf jaar van het aantal geïnterneerden dat hun patiëntendossier niet mocht inkijken? Hoeveel van deze personen hadden hiervoor een vertrouwenspersoon aangewezen? Hoeveel geïnterneerden hebben deze vertrouwenspersoon zelf aangewezen? Kan u mij deze cijfers ook bezorgen voor de geïnterneerden die op proef zijn vrijgelaten?

5) Beaamt u de stelling van de studie van de Universiteit Antwerpen dat het systeem van vertegenwoordigers niet optimaal werkt? Welke concrete maatregelen zal u nemen om aan deze toestand een eind te stellen?

Antwoord ontvangen op 14 maart 2012 :

  1. De wet betreffende de rechten van de patiënt van 22 augustus 2002 geldt voor elke patiënt aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt. Dus ook voor de relatie van de geïnterneerde met zijn behandelende geneesheer, enerzijds door de rechten die de patiënt rechtstreeks ten opzichte van de beroepsbeoefenaar kan inroepen, en anderzijds doordat, indien de patiënt niet in staat is om zelf zijn rechten uit te oefenen, in allerhande vertegenwoordigingsmechanismen wordt voorzien. De jaarverslagen van de bemiddelaars van de platforms geestelijke gezondheidszorg en van de federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt” verstrekken over deze bijzondere problematiek geen specifieke informatie of cijfers.

  2. Op basis van de patiëntenrechtenwet heeft de patiënt aan wie inzage in het patiëntendossier wordt geweigerd recht op een bemiddeling door een ombudsman. De ombudsman heeft de taak om via een minnelijke schikking tot een oplossing te komen die voor beide partijen aanvaardbaar is, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende wetgevingen. Ook de Orde van Geneesheren zou hierbij eventueel tussenbeide kunnen komen.

    De wet op de patiëntenrechten bepaalt in het algemeen dat de patiënt recht heeft op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar, behoudens beperking opgelegd krachtens de wet. Bijgevolg kan een specifieke regelgeving voor geïnterneerden (die zich al dan niet in een gevangenis bevinden) een beperking op de vrije keuze vastleggen.

    Artikel 5, §4 van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis bepaalt dat uitdrukkelijk. Dat artikel stelt dat de bepalingen van de patiëntenrechtenwet, met uitzondering van artikel 6 (= vrije keuze beroepsbeoefenaar), op het psychiatrisch deskundigenonderzoek van toepassing zijn. Artikel 7 van deze wet voorziet echter wel in het recht voor de persoon die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen om de gerechtelijke deskundigen schriftelijk alle voor het deskundigenonderzoek dienstige inlichtingen van de arts van zijn keuze te bezorgen. Deze arts wordt op de hoogte gebracht van de doelstellingen van het psychiatrisch deskundigenonderzoek. De gerechtelijke deskundigen spreken zich over deze inlichtingen uit alvorens hun conclusies te formuleren en voegen deze inlichtingen aan hun verslag toe. Deze wet behoort evenwel tot het domein van mijn collega bevoegd voor justitie. Zij zal u ook meer kunnen informeren omtrent de inwerkingtreding van deze bepalingen en de toepassing van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten en meer bepaald het recht op vrije keuze van beroepsbeoefenaar bij de beslissing tot internering zoals bepaald in artikel 16 van deze wet. Dit artikel bepaalt dat de geïnterneerde zich daarbij ook kan laten onderzoeken door een geneesheer naar zijn keuze en diens advies overleggen. Deze geneesheer kan bovendien kennis nemen van het dossier van de geïnterneerde. Artikel 91 van de wet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden die in een het recht op vrije keuze voorziet is nog niet in werking getreden. Het gaat hier eveneens om een bevoegdheid van mijn collega van Justitie.

  3. Hiervoor verwijs ik eveneens naar mijn collega, de minister van Justitie.

  4. Er bestaat geen officiële registratie van de vragen in verband met “patiëntendossiers” vanwege geïnterneerden, noch een registratie met betrekking tot de aanstelling van vertrouwenspersonen door de betrokkenen in kwestie. Deze gegevens maken deel uit van de “persoonlijke” arts-patiëntrelatie. De jaarverslagen van de federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt” en van de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg vermelden geen precieze cijfergegevens over de klachten van geïnterneerden op dat vlak.

    Vooreerst wens ik toch te verduidelijken dat er een duidelijk onderscheid is tussen de vertrouwenspersoon en de vertegenwoordiger. De vertrouwenspersoon treedt nooit in de plaats van de patiënt; hij staat de patiënt bij met het uitoefenen van zijn rechten. De vertegenwoordiger van zijn kant treedt op in de plaats van de patiënt die zelf niet in staat is om zijn rechten uit te oefenen.

    De wet op de rechten van de patiënt stelt de patiënt in staat om zelf een vertegenwoordiger aan te wijzen. Bij gebrek daaraan is een systeem van trapsgewijze vertegenwoordiging van toepassing. Indien de wettelijk aangewezen personen niet optreden of ontbreken, draagt de wet de beroepsbeoefenaar die het nauwst bij de belangen van de patiënt is betrokken op om die te behartigen. De wetgever heeft geoordeeld dat die beroepsbeoefenaar het best geplaatst is om het gebrek aan een vertegenwoordiger op te vangen. We benadrukken dat die beroepsbeoefenaar optreedt in het kader van een multidisciplinair overleg en dat de patiënt, voor zover zijn begripsvermogen het toestaat, bij de uitoefening van zijn rechten betrokken wordt. Bijgevolg garandeert het multidisciplinaire overleg de rechten van de patiënt, zelfs bij gebrek aan een aangewezen vertegenwoordiger.

    Ik wil u er evenwel op wijzen dat het recht op vrije keuze mogelijk beperkt wordt door omstandigheden die eigen zijn aan de organisatie van de gezondheidszorg (bv. wachtdiensten/spoedgevallen).