Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4522

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Sociale zekerheid - Niet objectief te verklaren transfers - Stand van zaken

sociale zekerheid
sociale uitkeringen
gewesten en gemeenschappen van België

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
26/11/2012Rappel
6/12/2013Herkwalificatie
21/1/2014Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-1580
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4399

Vraag nr. 5-4522 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Reeds vele decennia declameert de Vlaamse beweging met luide stem verhalen over de onverklaarbare en niet-objectieve transfers binnen de uitgaven van de sociale zekerheid van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel. Reeds in 1992 en 1993 vergaderde ik vele uren met de toenmalige eerste minister om de niet objectief te verklaren transfers binnen de sociale zekerheid weg te werken.

We realiseerden toen een historische doorbraak. Sinds die tijd meen ik dat veel van de niet-objectief verklaarbare transfers binnen de uitgaven van de sociale zekerheid zijn weggewerkt. Toch heerst er nog steeds een koppige onzekerheid en blijkt een correct, helder beeld zo moeilijk te schetsen. Nochtans beschikt u, meer dan wie ook, over alle informatie om hierover duidelijkheid te scheppen en een juist overzicht te verstrekken over de omvang van eventueel nog bestaande transfers van Noord naar Zuid die niet op een objectieve wijze kunnen worden verklaard.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beschikt u over recente onderzoekresultaten over de transfers tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië, gekoppeld aan de verschillende onderdelen (werkloosheid, pensioenen en gezondheidszorg) binnen de sociale zekerheid? Besteedt u aandacht aan deze cruciale vraagstelling en gaf u de verschillende diensten van de sociale zekerheid opdrachten om antwoorden op dit soort vragen grondig voor te bereiden? Zo ja, wat zijn de resultaten van deze onderzoeken en voorbereidingen?

2) Welke transfers tussen de verschillende regio's van ons land op het vlak van de uitgaven van de sociale zekerheid kan men vaststellen? Zijn deze te verklaren op basis van objectieve gronden? Welke zijn deze?

3) Zijn er transfers tussen de verschillende regio's op het vlak van de inkomsten van de sociale zekerheid? Zo ja welke zijn die? Hoe zijn ze te verklaren?

4) Bestaan er niet objectief verklaarbare transfers binnen de verschillende onderdelen van de sociale zekerheiduitgaven? Zo ja, welke zijn dit, op welke terreinen en van welke omvang? Hoe evolueerden deze het voorbije decennium? Hoe evalueert en duidt u deze niet te objectiveren transfers? Nam u initiatieven om niet objectief te verklaren geldtransfers binnen de vele onderdelen van de sociale zekerheidsuitgaven tussen de verschillende regio's in ons land te beperken of tegen te gaan?

Antwoord ontvangen op 21 januari 2014 :

In antwoord op uw vraag kan ik u, enerzijds, melden dat er met betrekking tot de transfers binnen de sociale zekerheid reeds verschillende studies werden uitgevoerd. Deze studies worden opgevolgd door mijn administratie, maar gaan echter niet uit van de federale overheid.

Anderzijds, kunnen de verschillende openbare instellingen van sociale zekerheid voor hun specifieke domein statistische gegevens regionaal opsplitsen waardoor een indicatie kan verkregen worden van regionale verschillen binnen de verschillende takken van de sociale zekerheid.

In dit kader kan ik met betrekking tot de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, het domein dat specifiek onder mijn bevoegdheid valt, verwijzen naar de uitwerking van de gestandaardiseerde statistieken over de geografische verschillen in de uitgaven van de sector van de geneeskundige verzorging. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) stelt jaarlijks gestandaardiseerde statistieken op over de geografische verschillen in de uitgaven van de sector van de geneeskundige verzorging. Het betreft zowel gedetailleerde rapporten die focussen op één specifiek jaar als meer beknopte longitudinale rapporten.

Het gaat over de uitgaven van de verzekering voor geneeskundige verzorging, dus over de uitgaven die verbonden zijn aan de terugbetaalbare verstrekkingen. Die uitgaven vertegenwoordigen een zeer groot deel van het “medisch verbruik” in België.

De geografische gegevens die gewoonlijk ter beschikking worden gesteld, zijn brutogegevens, niet-gestandaardiseerd (kosten en aantal gevallen per rechthebbende) en vervolgens samengevoegd per gewest, provincie en arrondissement op basis van de woonplaats van de verzekerde. Verschillen in de uitgaven vaststellen zonder te verwijzen naar een aantal objectieve kenmerken van de vergeleken populaties kan echter aanleiding geven tot overhaaste conclusies.

Wat de gestandaardiseerde gegevens betreft, is bij de voorstelling van de geografische verschillen in de uitgaven dan ook rekening gehouden met de structuur van de bevolking (leeftijd, geslacht, sociaaleconomische factoren). Het is de bedoeling om met de toegepaste standaardiseringsmethodes de verschillen in het medisch verbruik, die verband houden met de structuur van de bevolking, “weg te werken”, om zo tot waardevollere vergelijkingen te komen.

De rapporten bevatten zowel de brutogegevens als de gestandaardiseerde gegevens en zijn beschikbaar op de website van het RIZIV (www.riziv.be).

In het longitudinale rapport 2007-2011 wordt de geografische uitsplitsing van de totale uitgaven per verzekerde op basis van de woonplaats toegelicht.

Wat de bruto-uitgaven betreft, blijven de trends die in de vorige rapporten zijn opgemerkt, bestaan voor Brussel (de lagere uitgaven blijven dalen in vergelijking met het nationale gemiddelde) en voor Vlaanderen (zwakke stijgende tendens zodat de gemiddelde uitgaven in dat gewest sinds 2008 de nationale gemiddelde uitgaven licht overschrijden). De bruto gemiddelde uitgaven blijven het hoogst in Wallonië. Tussen 2007 en 2010 nemen de gemiddelde uitgaven in Wallonië echter trager toe dan de nationale gemiddelde uitgaven en wordt het verschil dus kleiner. Dat is niet het geval tussen 2010 en 2011. Dit valt voor een groot deel te verklaren door de evolutie van het vast gedeelte van het budget voor de ziekenhuizen , dat in belangrijke mate gestegen is in 2011. Het gaat evenwel om een eenmalig fenomeen dat de tendens die vastgesteld werd in de vorige jaren niet op losse schroeven zet.

Zoals de vorige jaren vertonen de gestandaardiseerde uitgaven, waarin rekening wordt gehouden met de leeftijd, het geslacht en het sociaal statuut van de verzekerden, kleinere regionale verschillen dan de bruto-uitgaven. Uit de gestandaardiseerde cijfers blijkt dat een belangrijk deel van de geobserveerde regionale verschillen in de bruto-uitgaven verbonden zijn aan verschillen in de bevolkingsstructuur van de gewesten.

Naast de resultaten per gewest zijn in het rapport ook de gegevens per arrondissement vermeld. De verschillen tussen de arrondissementen zijn opnieuw veel groter dan de verschillen tussen de gewesten.