Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4479

van Bart Laeremans (Vlaams Belang) d.d. 28 december 2011

aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie

Gezinshereniging - Wet van 8 juli 2011 - Gebreken

familiemigratie

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
9/5/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3236

Vraag nr. 5-4479 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Volgens de heer Freddy Roosemont, directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken, zit de nieuwe wet op de gezinshereniging (wet van 8 juli 2011 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging) vol mankementen. Hij vraagt zich zelfs openlijk af of het wel mogelijk zal zijn die wet te "repareren". Hij suggereert dat het beter zou zijn een volledig nieuwe wet te schrijven. Hij somt een aantal van de belangrijkste mankementen op:

- Het ontbreken van een overgangsperiode, waardoor een aantal oudere dossiers automatisch goedgekeurd zal moeten worden, ook als ze nog onvolledig zijn.

- De korte termijnen voor de uitreiking van visa maken het in praktijk onmogelijk dat het parket de nodige opzoekingen doet. Als de termijn overschreden wordt, volgt er automatisch een erkenning. Dat zet de poort open voor grootschalige misbruiken.

- De familie van de kandidaat-gezinshereniger moet kunnen aantonen dat ze huisvesting voor hem heeft, maar het begrip huisvesting is slechts zeer vaag en zelfs dubbelzinnig omschreven.

- Volgens de heer Roosemont zal aan deze regeling voor volgend jaar een prijskaartje hangen van 1,159 miljoen euro voor de personeelskosten en 396.000 euro voor de werkingskosten.

Mijn vragen :

1) Heeft de geachte minister reeds de nodige maatregelen genomen om deze mankementen weg te werken, of om de wet te laten herschrijven? Zijn er in het bijzonder reeds maatregelen genomen om de problemen inzake de overgangsperiode en de te korte termijnen op te lossen?

2) Worden er aanpassingen onderzocht of voorbereid om het begrip huisvesting nauwkeuriger te omschrijven?

3) Zijn de in de pers geciteerde cijfers over de extra administratieve kosten correct? Acht de Minister deze extra kosten verantwoord?

Antwoord ontvangen op 9 mei 2012 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen. 

1) De keuze voor de directe toepasbaarheid van de nieuwe wet inzake de gezinshereniging is de keuze die weerhouden werd door de wetgever. Ik bevestig de wil van de wetgever te respecteren. 

De opgelegde termijn voor de beslissing om al dan niet een visum af te geven wordt enkel opgelegd door de algemene reglementering inzake de gezinshereniging met onderdanen van derde landen. Deze termijn wordt op twee manieren gecompenseerd. Enerzijds moet de aanvrager steeds alle bewijzen overleggen die aantonen dat hij recht heeft op een gezinshereniging, anderzijds kan deze termijn tot twee keer toe verlengd worden met drie maanden, wanneer het een complex dossier betreft. In voorkomend geval kan het Parket ook nog steeds geraadpleegd worden. 

Tot slot herinner ik aan het feit dat het recht op een gezinsleven een fundamenteel recht blijft. De verplichting voor de Belgische overheid om dit recht te respecteren blijft verzekerd, maar deze verplichting is niet onbeperkt. Gelet op de tendens van de laatste jaren wou de wetgever het oneigenlijk gebruik van het recht op gezinshereniging beperken. Het basisprincipe hierbij was om de regels te harmoniseren met de (strenge) regels die gelden in onze buurlanden, met respect voor het fundamentele recht op een gezinsleven. Het Grondwettelijk Hof heeft de schorsing van de wet van 8 juli 2011 verworpen op 2 februari 2012. 

2) In de wet van 8 juli 2011 hebben we rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State in zijn arrest van 26 februari 2010, volgens hetwelk de wet inzake de gezinshereniging de « voldoende huisvesting » niet mag onderwerpen aan het volledig respect voor de gewestelijke regels. Momenteel is de voldoende huisvesting in het kader van een gezinsherenigingsprocedure de huisvesting die beantwoordt aan de voorwaarden die opgelegd worden aan een gebouw dat als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd, zoals voorzien in artikel 2 van Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek.  Te dien einde moet de vreemdeling het bewijs van een geregistreerd huurcontract of het bewijs van de eigendomstitel overleggen. Bovendien zal het bewijs van voldoende huisvesting niet aanvaard worden indien de woning onbewoonbaar werd verklaard door een bevoegde overheid. 

3) Voor het jaar 2011 werden bij beslissing van de Ministerraad van 20 juli 2011 extra middelen toegekend aan de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). In het kader van de wet van 8 juli 2011 werden 290 000 euro aan personeelskosten en 154 000 euro aan werkingskosten en eerste installatiekosten toegekend. 

In het kader van de budgettaire controle van maart 2012 heeft de Staatssecretaris de verlenging van deze kredieten bekomen.