Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4444

van Bart Laeremans (Vlaams Belang) d.d. 28 december 2011

aan de minister van Justitie

Rechtszaken - Beëdigde vertalers en tolken - Statuut - Stand van zaken

judiciële rechtspraak
gerechtszitting
beroep in het informatiewezen
tolken
vertaling
beroepsstatus

Chronologie

28/12/2011Verzending vraag
30/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-236

Vraag nr. 5-4444 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Al zeer geruime tijd bestaat de nood aan een wetgevend en structureel kader om de werking en de kwaliteit van gerechtstolken en -vertalers te verbeteren. Zes jaar geleden, in december 2004, werd door de Ministerraad een voorontwerp van wet goedgekeurd "houdende het statuut van de beëdigde vertalers, tolken en vertalers-tolken" om wettelijke voorwaarden in te bouwen voor personen die vertaal- en tolkopdrachten vervullen. Bovendien wou men vermijden dat de griffies zich voortaan nog zouden beroepen op "officieuze lijsten", die geen wettelijke grondslag hadden en sterk verschilden naargelang het gerechtelijk arrondissement.

Om een aantal praktische en inhoudelijke redenen werd het wetsontwerp telkens op de lange baan geschoven. Zo botste het voorontwerp onder meer op diverse opmerkingen van de Raad van State. Begin 2006 stelde de toenmalige minister van Justitie, mevrouw Onkelinx, dat het ontwerp zich in een definitieve fase bevond en dat het op de Ministerraad van 31 maart 2006 zou worden voorgesteld. Door de ontbinding van de wetgevende kamers werd het ontwerp echter niet goedgekeurd. Nog eens vier jaar later is er nog altijd geen wettelijke regeling.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat is de stand van zaken?

2) Werd tijdens de vorige legislatuur door de regering een poging ondernomen om dit dossier opnieuw vlot te trekken?

Antwoord ontvangen op 30 maart 2012 :

1 en 2: Naar aanleiding van de bespreking van het door u aangehaalde arrest van de Raad van State tussen de beleidscel van de toenmalige minister van Justitie en de administratie bevoegd voor de rechterlijke organisatie botste deze laatste nog op een aantal belangrijke praktische vragen waar dat de opstellers van het voorontwerp geen rekening mee hadden gehouden.

Indertijd werd dus beslist dat het voorontwerp van wet verder zou worden behandeld door het directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie.

In 2006 was er inderdaad een nieuw voorontwerp klaar maar door een verschil van visie tussen de administratie en de toenmalige beleidscel en de snel daaropvolgende ontbinding van de Kamers is dat niet meer op de agenda van de ministerraad kunnen worden geplaatst.

Tijdens de voorgaande regeerperiode werd er op verschillende niveau’s overleg gepleegd dat leidde tot verschillende verslagen.

Ondertussen werd ook de richtlijn 2010/064/EU van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures goedgekeurd.

Gezien de vorige regering indertijd reeds “in lopende zaken” vertoefde was het moeilijk om zelf veel initiatief te nemen en liet men het initiatief over aan de collega’s van de Kamer.

Gezien het voorontwerp van de administratie van 2006 al rekening hield met de inhoud van de ontwerpen van bovenvermelde richtlijn, ben ik van mening dat deze tekst dient te worden gereactiveerd, ook omwille van het feit dat in deze tekst al onmiddellijk rekening wordt gehouden met de praktische uitvoeringsmodaliteiten op het terrein.

Dit ontwerp zal naast de omzetting van de richtlijn ook in de mate van het mogelijke rekening houden met het voorstel dat vorige jaar in de Kamer werd ingediend door kamerlid Becq en de opmerkingen die in diverse verslagen werden opgetekend.