Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4312

van Karl Vanlouwe (N-VA) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

De beëindiging van het gezamenlijk pilootproject van een Belgische en Nederlandse ambassade in Albanië

Albanië
ambassade
Nederland
personeel in diplomatieke dienst

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
20/7/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3857

Vraag nr. 5-4312 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op de hoorzitting die we in april in deze commissie organiseerden lichtte de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Buitenlandse Zaken Dirk Achten toe hoe de FOD Buitenlandse Zaken op experimentele basis samenwerkt met Nederland in de Albanese hoofdstad Tirana.

Het zou gaan een pilootproject waarbij een Belgisch diplomaat zich bij de Nederlandse ambassade in Tirana voegt, en werkt onder de functionele leiding van de Nederlandse ambassadeur. Tegelijkertijd zou een Belgische diplomaat worden toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken in Den Haag.

Ons land vraagt in ruil hiervoor de volledige uitwisseling van alle informatie van de Nederlanders, zoals de stand van zaken van de toetredingsonderhandelingen met Albanië of met betrekking tot de visa-problematiek.

Ondertussen heb ik opgevangen dat dit pilootproject werd stopgezet.

Mijn vragen aan de minister zijn:

" Kan U dit pilootproject verder toelichten? Welke periode zou dit project lopen?

" Welke diplomaat of consul werd toegewezen aan de Nederlandse ambassade?

" Waarom vraagt uw departement de volledige uitwisseling van alle informatie van de Nederlanders in Albanië? Welke is de tegenprestatie die België geleverd heeft?

" Werd dit project inderdaad stopgezet, en wat was de reden hiervoor?

" Is de Belgische diplomaat die naar Den Haag gedetacheerd werd nog steeds ter plaatse? Hoe maakt U de balans op van dit proefproject?

" Bestaan er nog plannen om in de toekomst dergelijke diplomatieke samenwerkingsprojecten op te starten met EU-lidstaten in derde landen?

Antwoord ontvangen op 20 juli 2012 :

1. Het pilootproject, waarbij een Belgisch diplomaat werd toegevoegd aan de Nederlandse Ambassade in Tirana, werd opgestart in augustus 2011. Er werd een periode van 3 jaar vooropgesteld, met de mogelijkheid van één jaar verlenging. Op dat ogenblik kan, na een positieve evaluatie, beslist worden om het pilootproject verder te zetten (detachering nieuwe diplomaat, uitbreiding van de samenwerking, enz.).

2. De Belgische diplomaat die werd toegevoegd aan de Nederlandse Ambassade in Tirana is de heer Gilles Bauwens.

3. De opzet van dit project is de informatie die wordt verzameld en gerapporteerd aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken eveneens over te maken aan de Belgische Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse Zaken. Door een Belgische diplomaat ter beschikking te stellen aan de Nederlandse Ambassade kan dit worden verwezenlijkt zonder de kosten te moeten dragen van het openen en onderhouden van een eigen post. De tegenprestatie die België levert is het ter beschikking stellen van een diplomaat die volledig wordt ingeschakeld in de werking van de Nederlandse Ambassade in plaats van een Nederlandse diplomaat, waardoor Nederland de kost van één Nederlandse diplomaat kan uitsparen. De samenwerking wordt tot op heden als positief ingeschat met toegevoegde waarde voor alle betrokkenen.

4. Dit project werd niet stopgezet.

5. De heer Peter Lescouhier is momenteel als Belgisch diplomaat gedetacheerd bij het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken en zal deze zomer vervangen worden door de heer Arnt Kennis. Op de Belgische FOD Buitenlandse Zaken is anderzijds een Nederlandse diplomate gedetacheerd die ook deze zomer zal vervangen worden. Ook de balans van dit proefproject is positief en wordt daarom jaar na jaar verdergezet.

6. Indien hogervermeld samenwerkingsproject na verloop van de oorspronkelijk voorziene termijn van drie jaar, met mogelijke verlenging van een jaar, door België en Nederland als positief wordt geëvalueerd, is het de intentie om te onderzoeken hoe dit project kan worden uitgebreid in de breedte en in de diepte. Informele contacten hebben hierover ook al plaatsgevonden met andere Europese Unie-Lidstaten.