Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-3877

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 1 december 2011

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Palestijnse gebieden - Illegale nederzettingen - Landbouwproducten - Illegale producten - Verkoop in België - Verbod - Identificatie

Palestina
Palestijnse kwestie
Israël
verkoopvergunning
invoerbeperking

Chronologie

1/12/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4945

Vraag nr. 5-3877 d.d. 1 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De aanwezigheid van illegale Israëlische nederzettingen verlamt al jaren elk vredesproces en veroorzaakt daardoor de onderdrukking en uitbuiting van tienduizenden Palestijnen. Het gevolg is onmiskenbaar, namelijk de grote en groeiende armoede en discriminatie van de 2,4 miljoen Palestijnen die leven op de Westelijke Jordaanoever. De Palestijnen worden immers verplicht om de schaarse natuurlijke bronnen, zoals land en water, gradueel en gedwongen af te staan aan de ingeweken, kolonisten. De illegale nederzettingen en hun infrastructuur maken het dagelijkse leven van de Palestijnen onmogelijk en fnuiken elk optimistisch perspectief.

Op 9 juli 2004 bevestigde het Internationaal Gerechtshof dat de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem de wettelijke status van "bezet gebied" hebben. Overeenkomstig het internationaal recht betekenen de Israëlische nederzettingen die op dit grondgebied gebouwd zijn, een flagrante schending van artikel 49 van het vierde Verdrag van Genève. Ze zijn dus helemaal en onbetwistbaar onwettig. In de resoluties 446, 452, 465 en 471 beschreef de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de vestiging en uitbreiding van Israëlische nederzettingen in het gebied van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook als "niet legaal". Ook de Belgische officiële houding ten opzichte van de kolonisatie in bezet gebied stelt een illegaliteit naar internationaal recht en een cruciaal obstakel voor de vrede.

Het lijkt daarom een logische gevolgtrekking dat indien de nederzettingen illegaal zijn, de producten (vooral landbouwproducten) uit deze nederzettingen dat ook zijn. Nochtans worden vele van deze producten vrij verkocht in België.

Hierover de volgende vragen:

1) Is de geachte minister akkoord met de redenering dat producten geproduceerd in deze illegale nederzettingen eveneens illegaal zijn en dus eigenlijk niet mogen verkocht worden in België? Is de Belgische regering bij machte om de verkoop van deze producten te verbieden? Zo ja, zal de geachte minister hieromtrent stappen ondernemen? Zo neen, waarom niet? Is hij bereid om een aanpak hieromtrent aan te kaarten bij zijn collegae van de Europese Unie?

2) Volgens de Europese Commissie zijn de nationale autoriteiten bevoegd voor het voorkomen van misleiding van de consument. Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat producten uit illegale Israëlische nederzettingen duidelijk geïdentificeerd en onderscheiden worden van producten uit het internationaal erkende Israëlische grondgebied en van Palestijnse producten? Kan de geachte minister mij verzekeren dat dit systeem sluitend is?

3) Heeft hij een accuraat zicht op de aard, soort en omvang van producten uit illegale nederzettingen die momenteel worden verkocht in België? Kan hij mij hiervan een lijst bezorgen?